“Nederland kan terugslaan door de productiviteit en kwaliteit op ict-gebied drastisch te verhogen. Dit betekent dat het zichzelf moet automatiseren”, reageert Roger Wienen op diverse artikelen in Computable inzake ‘offshore’ uitbesteden, het dreigende banenverlies en daarmee samenhangende zaken.
ING, Shell en andere grote ondernemingen hebben aangegeven dat ze een gedeelte van de automatiseringswerkzaamheden uitbesteden naar India. De voornaamste reden is kostenreductie, want de lonen zijn daar lager. De kans op misverstanden door communicatieproblemen is echter groter; de mensen spreken niet of nauwelijks Nederlands en zijn niet bekend met de cultuur. Al met al verwachten bedrijven een kostenbesparing van zo’n 50 procent. De verwachting is dat hierdoor vijftigduizend banen verloren gaan. Op dit moment is 12 procent van de ict’ers werkloos.
Terugslaan
De politiek ziet langzaam in dat Nederland niet of nauwelijks exportproducten heeft, wat aardgas daargelaten. De fiscale mogelijkheden waardoor het land op grote internationale ondernemingen een grote aantrekkingskracht had zijn sterk verminderd. Om het tij te keren moet Nederland naast distributieland een kennis exporterend land worden. In het Akkoord van Lissabon (2001) heeft het zich verplicht een concurrerende ict-economie te worden. De concrete implementatie hiervan ontbreekt vooralsnog.
Nederland kan terugslaan door de productiviteit en kwaliteit op ict-gebied drastisch te verhogen. Dit betekent dat het zichzelf moet automatiseren. ‘Automatiseer de automatiseerder’ moet het motto zijn. Hierdoor kan Nederland ervoor zorgen dat het een ‘offshore’ ontwikkelingsland wordt. Dan wordt het werk naar Nederland uitbesteed.
We kunnen de automatiseerder automatiseren door de ict-processen in kaart te brengen en deze in zichzelf te beschrijven op een formaliseerbare manier. Vervolgens zijn deze processen te automatiseren. Belangrijk hierbij is dat je precies weet welke informatie nodig is om een proces uit te voeren en te bewerken, en dat je deze informatie structureert. Hierin zijn grofweg twee fases te onderscheiden: het specificatietraject en het implementatietraject.
Bij het specificatietraject moet je kijken welke processen van belang zijn om te bepalen wat de gebruiker wil. Dit moet absoluut technologieonafhankelijk gebeuren, wil je optimaal gebruik maken van het implementatietraject. Bovendien zijn misverstanden met gebruikers en ontwikkelaars zo tot een minimum te beperken. Deze informatie wordt bewaard in een specificatiemodel (meta-informatie). Dit model bevat een exacte, in een vaste structuur vastgelegde en door gebruikers goedgekeurde beschrijving van de functionele wensen van het systeem. Deze informatie wordt vervolgens vertaald in het implementatietraject.
Welvarende natie
De implementatie kan maatwerk of een pakketselectie zijn. Bij maatwerk moet er generieke software geschreven worden om de specificaties te vertalen naar de doelomgeving (.Net, Java, Delphi, Oracle, Uniface enzovoort). Dit betekent dat je met één druk op de knop een werkende applicatie genereert of aanpast aan de nieuwe gebruikerswensen. Het maakt niet uit of dat in .Net, Delphi, Oracle of een andere doelomgeving is. Het is een toekomstbestendige werkwijze, omdat het niet uitmaakt indien er in de toekomst een nieuwe programmeertaal komt. Het enige wat moet gebeuren is het schrijven van een vertaler een specifiek voor die ontwikkelomgeving.
Een vertaler die 100 procent codegeneratie nastreeft is niet efficiënt. Per stukje functionaliteit moet je bekijken of het rendabel is dat onderdeel te automatiseren. Verder zal je gewijzigde gebruikerswensen op een onderhoudsvriendelijke manier moeten verwerken.
Bij de keuze voor een pakket moet je generieke software maken die de doelomgeving parametriseert, zodat zoveel mogelijk kan worden aangesloten bij de gevraagde functionaliteit. In dat geval wordt bijvoorbeeld SAP automatisch ingeregeld op de (veranderende) wensen van de organisatie. Dit betekent dat het gedrag van zo’n pakket zich dan automatisch aanpast aan de (veranderende) wensen van de organisatie.
Ook zijn de processen te automatiseren om migratie van functionaliteit in een andere doelomgeving te bewerkstelligen (re-engineering). Nu zijn met dat soort trajecten veel kosten en tijd gemoeid, terwijl er geen verbeterde functionaliteit (lees: toegevoegde waarde) wordt verkregen. Denk hierbij aan opwaarderingen van versie x naar x+1, of aan de organisatie die strategisch heeft gekozen voor doelomgeving d terwijl de operationele systemen in doelomgevingen a, b en c geïmplementeerd zijn.
Kortom, deze nieuwe gedachtegang heeft veel voordelen ten opzichte van de huidige ambachtelijke manier van produceren. Behoud van werkgelegenheid, een welvarende natie, en tevreden gebruikers en automatiseerders zijn daar enkele voorbeelden van.< BR>
Roger Wienen, ceo IT4U