Voor een beetje hardware-inkoper uit Europa is het de afgelopen tijd hartstikke leuk inkopen doen in de Verenigde Staten. De lage koers van de dollar maakt de euro-inflatie een klein beetje goed. Ook Amerikaanse bedrijven verdienen aardig aan de omwisselkoers. Niet alleen doen ze meer zaken met Europa via hun dochters, de vertaling van deze Europese omzetten naar de eigen dollar betekent opnieuw extra omzet.
HP probeert publicitair munt te slaan uit de voor Europa gunstige wisselkoers: de prijzen van printerbenodigdheden dalen met 8 procent. Alleen de printerbenodigdheden? Ja.
Geen van de door ons benaderde Amerikaanse ict-bedrijven overweegt momenteel de prijzen te verlagen. ‘We stellen de prijzen ieder kwartaal bij’, ‘we hebben het net gedaan’; kortom, het regent smoezen.
We willen er best begrip voor opbrengen dat deze bedrijven hun complexe factureringssystemen niet dagelijks aanpassen aan de wisselkoers. We praten echter niet over een kleine verschuiving: lang was de euro 0,9 dollar waard. Vandaag krijg je voor een euro én dollar en veertien dollarcent — het verschil is ruim 37 procent.
Het is precies hetzelfde als met de olieboeren: stijgt de prijs van een vat ruwe olie, dan merken we dat meteen aan de pomp. Daalt de prijs, dan duurt het maanden voordat het verschil ook de autorijders opvalt.
Vaak wordt gezegd dat de ict-bedrijfstak nog in de kinderschoenen staat. Met wat overdrijving kun je dus beargumenteren dat deze vorm van boekhouden-over-de-oceaan de prijs is die klanten moeten betalen voor de volwassenwording. In een buitengewoon stugge markt lijkt dat echter een ietwat suïcidaal argument; alsof de klant nog een extra reden nodig zou hebben om de aanschaf van hardware uit te stellen. < BR>