Het ‘surfen’ op Internet moet in principe vrij blijven van rechtstreekse auteursrechtelijke aanspraken. Wel kan voor dit soort activiteiten indirecte betaling worden gevraagd, bijvoorbeeld via abonnementen, royalty- en toegangsheffingen.
Dit stelt Dirk Visser, advocaat bij Stibbe Simont en universitair docent te Leiden, in zijn proefschrift ‘Auteursrecht op Toegang’. Visser hoopt op dinsdag 18 maart zijn doktorstitel te behalen. Centraal in zijn proefschrift staan de exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie. Visser onderzocht of handelingen die traditioneel onder het exploitatierecht van de auteur vallen in deze tijd nog de geschikte aanknopingspunten zijn voor het auteursrecht.
Openbaarmaking
Voornaamste stelling van Visser is dat het verveelvoudigingsrecht moet worden afgeschaft als zelfstandig exploitatierecht. Dit recht heeft betrekking op het vervaardigen van exemplaren. Visser ziet meer heil in een ruim openbaarmakingsrecht, ook wel te omschrijven als ‘auteursrecht op (publieke) toegang. Op basis daarvan kunnen alle handelingen waarvan de controle mogelijk en ook wenselijk is, onder het exploitatierecht van de auteur worden gebracht.
Als afschaffing achterwege blijft, dreigt het gevaar van een onwerkbare situatie. Bij een strikte toepassing van dat begrip zou iedere technische verveelvoudiging auteursrechtelijk relevant kunnen worden geacht. Dan dreigt vrijwel elke vorm van gebruik van digitale informatie en individuele communicatie via netwerken onder het verveelvoudigingsrecht en daarmee onder het exploitatierecht van de auteur te worden gebracht. Volgens Visser brengt dit principiële bezwaren met zich mee in verband met de privacy. Ook ziet hij systematische bezwaren in verband met het openbaarmakingsrecht, die bij het verveelvoudingingsrecht niet zijn terug te vinden.