Een experiment begin deze maand om een flashmob-supercomputer te scheppen, is stuk gelopen op een aantal halsstarrige pc’s. Studenten en medewerkers van de universiteit van San Francisco probeerden een experimentele grid-achtige super te scheppen.
Deze ‘machine’, genaamd Flashmob I, moest bestaan uit duizend tot twaalfhonderd pc’s die via een 10 Gigabit Ethernet-netwerk met elkaar werden verbonden. De computers, voornamelijk laptops, waren afkomstig van vrijwilligers. Om dit hardwaregeweld te huisvesten was een gymzaal ingeruimd, deels gevuld met twee stroomgeneratoren voor de elektriciteitsvoorziening.
Het totale aantal daadwerkelijk verbonden en ingezette pc’s bedroeg zevenhonderd, waarvan er 669 verbonden waren in het cluster. Daarmee is een prestatieniveau van 180 gigaflops (miljard zwevende komma berekeningen per seconde) behaald. De bedoeling was echter om 500 gigaflops te halen. Het tegenvallende resultaat is te wijten aan dwarsliggende computers.
180 uit 256
Het best behaalde resultaat van 180 gigaflops in de Linpack-benchmark werd dan ook geleverd door ‘slechts’ 256 machines. Het Flashmob I-systeem begaf het echter toen 75 procent van die testronde was doorlopen. Het beste ‘complete’ resultaat was 77 gigaflops en werd geleverd door 150 pc’s.
De organisatoren meldden dat alle machines de Linpack-testsoftware hebben gedraaid, ergens gedurende de dag. Hiervoor hadden zij speciale boot-cd’s met een aangepaste Linux-distributie gemaakt en gebruikt. Het is hen echter niet gelukt alle zevenhonderd computers tegelijkertijd – en in samenwerking – de test te laten draaien.
De initiatiefnemers zijn echter niet terneergeslagen door het tegenvallende resultaat – zeker in verhouding tot de wereldwijde ranglijst van supercomputers (top500.org). Zij zien wel degelijk een toekomst voor hun aanpak, bijvoorbeeld voor geavanceerde berekeningen die dan met medewerking van vrienden of collega’s uitgevoerd worden. De oorspronkelijke aspiratie was rekenklussen uit te voeren die zijn voorbehouden aan reguliere supercomputers en parallelle rekenclusters.
Efficiëntiegebrek
Linpack-expert Jack Dongarra, computerwetenschapper aan de universiteit van Tennessee, merkt op dat het aan elkaar knopen van microprocessoren niet de beste methode is om geavanceerde wetenschappelijke berekeningen uit te voeren. De snelheid van de infrastructuur, zowel tussen de diverse processoren als het gedistribueerde geheugen, is van groot belang.
Bovendien heeft bij de Flashmob-aanpak de variëteit in hardware, inclusief de microprocessoren, een nadelige invloed. Sommige stukken van het systeem presteren beter en lopen dus ‘voor’ in de benchmark. Dit is geen probleem voor een echt gedistribueerd asynchroon systeem zoals het Seti@home-project, maar wel voor een synchroon werkend virtueel cluster.
Het idee voor deze nieuwe soort gedistribueerde computer is voortgekomen uit het sociale fenomeen flashmob, waarbij een menigte op korte termijn en plotseling ontstaat. Een oproep voor een dergelijke kortstondige bijeenkomst geschiedt veelal middels website-berichten, sms-berichten of doorgestuurde beelden van cameratelefoons.< BR>