De schikking tussen Intel en Via om hun wederzijdse rechtszaken te beëindigen, leidt tot een scheiding van chipset- en processorplatformen. De twee zijn overeengekomen dat Via in de loop van de komende drie jaar wat betreft hardware-compatibiliteit afstand neemt van Intels platform.
De totale schikkingsovereenkomst, die tien jaar geldt, omvat x86-compatibele processoren en chipsets voor desktop- en laptopcomputers, inclusief de Pentium M-processor in Intels Centrino-chippakket. Via mag in eerste instantie dus juist wel compatibele processoren en chipsets produceren voor Intels platform. De Taiwanese chipproducent betaalt hiervoor royalties aan Intel. Deze deelovereenkomst heeft een looptijd van drie jaar.
De Intel-compatibele chips mogen echter niet compatibel zijn met Via’s eigen technologie. De systeembus en fysieke pinaansluitingen van Via’s eigen processoren moeten een ander ontwerp te gebruiken dan dat van Intel. Het Taiwanese bedrijf produceert daarnaast chipsets voor Intels Pentium 4-processoren. Daarvoor is nu een vierjarig licentie-overeenkomst getekend.
Het voordeel van de pin- en buscompatibiliteit is niet zozeer de opwaarderingsmogelijkheid voor eindgebruikers, maar de standaardisatie voor moederbord- en pc-fabrikanten. Zij kunnen hetzelfde ontwerp gebruiken voor de verschillende chipsets en processoren. Dit bespaart ontwikkeltijd, ondersteuning van verschillende platformen en geld.
Door de voorwaarden van de nu gesloten schikking zijn Via’s processoren en chipsets op termijn op elkaar aangewezen. Eerder is het AMD gelukt met zijn Athlon-processoren een eigen platform in de markt te zetten. AMD’s K6-chips waren compatibel met chipsets en moederborden voor Pentium-processoren. Met de overgang naar Intels gepatenteerde Slot 1 en daarna Socket 370 kwam daar een eind aan. Het is de vraag of het Via lukt een derde platform te slijten aan moederbord- en pc-producenten.
Pentium III
Eerder hadden Via en Intel al juridische ruzie over Via’s Pentium III-chipsets. Die boden ondersteuning voor de toen snellere geheugensoorten PC133 en DDR 266, terwijl Intel wilde overstappen naar Rambus-geheugen. Intel beschuldigde Via van illegaal gebruik van de Pentium III-technologie, aangezien Via geen licentie-overeenkomst heeft om chipsets voor die processor te maken.
De Taiwanese chipproducent stelde die licentierechten wel degelijk te hebben middels de overgenomen concurrenten Cyrix en Winchip (Centaur). Die hadden namelijk overeenkomsten met Intel. De Pentium III-zaak is in juli 2001 geschikt. De voorwaarden zijn toen niet bekendgemaakt.
Het oorspronkelijke geschil had ook betrekking op Via’s Pentium 4-chipsets, waarover Intel nog andere rechtszaken had aangespannen. Eind 2001 kondigde de Taiwanese producent bovendien aan een eigen processor te ontwikkelen die een compatibele kloon van de Pentium 4 zou zijn. Verder had Via weer tegenaanklachten ingediend – een gangbare vorm van verdediging in de ict-industrie – om Intels patenten aan te vechten. Het waren in totaal elf zaken, aangespannen in vijf landen, draaiend om zevenentwintig patenten. Die zijn nu allemaal geschikt.
Risico
Tussentijds hebben de diverse rechtszaken het gebruik van Via’s chipsets door moederbord- en computerfabrikanten afgeremd. Die afnemers zouden namelijk ook aansprakelijk kunnen zijn, en liepen hoe dan ook het risico van kostbare rechtszaken en de wrok van het marktdominante Intel. De Taiwanese chipproducent zag zich eind 2001 dan ook genoodzaakt een aparte dochteronderneming op te zetten die de eigen chipsets verwerkte in eigen moederborden. Zo hoopte Via de vrees van moederbordproducenten te omzeilen en pc-fabrikanten direct te benaderen. Deze strategie is tot op heden niet succesvol.< BR>
Via’s kloonchip-plannen: https://www.computable.nl/artikels/archief1/d43jb102.htm