Een te beperkte definitie van het begrip elektronisch leren doet de huidige situatie geen recht, betoogt Ton Werdler.
In een recent artikel in Computable (28 april) wordt betoogd dat het elektronisch leren te lijden heeft onder een overdosis aandacht voor de toepassing van technologische noviteiten, waarbij de didactische uitgangspunten vaak onderbelicht zijn. De auteur gaat echter uit van een te beperkte definitie van het begrip elektronisch leren en doet de huidige situatie geen recht. Het lijden van de inhoud onder de vorm speelt bij bijna elk technologisch instrument een rol. Of het nu om ‘elektronisch leren’, gaat, om het opzetten van websites, of om het samenstellen van een presentatie in Powerpoint, in alle gevallen zullen we zien dat de leek in staat is om met een rijkdom van technische mogelijkheden toch een matig product te creëren.
Voor het zinnig en effectief toepassen van elk van de bovenstaande technologieën zijn specifieke vaardigheden vereist. De grote misvatting is dat de beschikbaarheid van gemakkelijk toepasbare technologie ook betekent dat iedereen er gebruik van moet maken. In mijn functie merk ik keer op keer dat het zaak is bedrijven en organisaties die enthousiast raken over de prachtige technologische mogelijkheden van de huidige producten op het gebied van teleleren, weer met beide benen op de grond te plaatsen. Zij moeten gewezen worden op de karakteristieken van het medium in relatie tot de specifieke leerdoelen.
Leerdoelen
Die leerdoelen kunnen onderscheiden worden op een drietal niveaus. Het laagste en meest eenvoudig te realiseren niveau is dat van kennis- of informatieoverdracht, bijvoorbeeld van één leraar aan vijftig leerlingen. Eenrichtingsverkeer is hierbij de norm. Traditioneel afstandsleren is hiervoor uitstekend geschikt. Het tweede niveau is het overbrengen van vaardigheden. Hier dient meer interactie plaats te vinden, met oefeningen en beoordelingen. De meeste applicaties voor teleleren blijven op dit niveau steken. Het derde niveau, het bewerkstelligen van gedragsverandering (de zogenaamde ‘mental change’) kan eigenlijk alleen plaatsvinden door een bepaalde mate van groepswerk, van onderlinge interactie tussen leerlingen. Om dit niveau met teleleren te kunnen realiseren moet je toch gebruik maken van zeer geavanceerde technologieën als groepsgewijze sessies met ‘chatting’, ‘whiteboard’ en ‘handraising’. Enkele van dergelijke middelen komen deze maand beschikbaar, wat aangeeft hoe vers dit allemaal nog is. Betekent dit nu dat momenteel die hoogste leerdoelen nog niet haalbaar zijn? Geenszins. De kracht van een goed opgezet educatief programma met behulp van teleleren is dat de verschillende elementen, face to face, klassikaal, één op één en elektronisch in een juiste verhouding met elkaar worden gecombineerd, zodanig dat het leerplezier van de cursisten overeind blijft.
Hiertoe moeten zowel cursusopzet als -inhoud door deskundigen worden samengesteld. Elektronisch leren is ook heel goed te combineren met een klassikale training. De totale duur van zo’n training hoeft daardoor aanzienlijk minder tijd te vergen. De juiste inzet van technologie blijft hierbij echter cruciaal. En techniek is derhalve geen doel maar een middel. Toch kan de impact van technologische verbeteringen nauwelijks overschat worden. Op dit moment zijn tal van oplossingen in de markt beschikbaar, die bewezen succesvol zijn bij opleidingsprogramma’s. De techniek is zeker nog niet uitontwikkeld, maar bij de juiste inzet ervan hoeven zogenaamde ‘fouten’ in de programmatuur het leerproces echt niet meer te verstoren. Dergelijke oplossingen worden inmiddels bij zoveel bedrijven en onderwijsinstellingen met succes toegepast dat de fouten waar de auteur op doelt inmiddels wel verdwenen zijn. Maar ook met verdere verbetering van de techniek zal adequate didactische invulling altijd noodzakelijk blijven. Succesvol elektronisch onderricht vereist een balans tussen techniek en didactiek.
Ton Werdler
Education Consultant
Lotus Professional Services