Alle recente retoriek van de Europese regeringsleiders ten spijt lijkt Europa momenteel op het gebied van Internet en e-zakendoen eerder in te lopen op de Verenigde Staten dan verder achterom te raken.
Dat is althans de conclusie die steeds meer en bovendien vaak Amerikaanse deskundigen trekken. Dat bleek bijvoorbeeld ook tijdens ‘ISP2000′, de internationale bijeenkomst van isp’s (Internet service providers ofwel Internet-aanbieders) die onlangs in Amsterdam plaatsvond. Met name ten aanzien van mobiel gebruik van Internet ligt Europa zelfs aanzienlijk voor op de Verenigde Staten.
Eén van de redenen voor deze optimistische geluiden is dat Europa niet klakkeloos de Amerikaanse aanpak heeft gekopieerd, maar nadrukkelijk de sterke punten van het eigen werelddeel op het gebied van mobiele communicatie en bijvoorbeeld WAP (Wireless Application Protocol) probeert te benutten. Of zoals Konrad Hilbers, topman van AOL Europa, het tijdens ISP2000 uitdrukte: Europa probeert niet langer een achtervolgingsrace op de VS vol te houden, maar zoekt zijn eigen oplossing en identiteit.
Eén punt blijft echter lastig in Europa. Gebruikers die op Internet gaan, moeten betalen per tijdseenheid. Hoewel dit met de opkomst van bijvoorbeeld toegang via de kabel langzaam maar zeker aan het veranderen is, verklaart het wel het nog altijd grote verschil in ’time online’ tussen bijvoorbeeld Duitsers en Amerikanen. De eerste is gemiddeld veertien minuten per dag op Internet, terwijl een Amerikaan dagelijks gerust een uur op het web doorbrengt.
De vermeende achterstand op de VS ten aanzien van Internet-gebruik of e-commercie moet volgens veel sprekers tijdens het congres eerder in maanden dan in jaren worden uitgedrukt. Worden drie maatregelen genomen, zo voorspelde AOL-topman Hilbers, dan slaat de achterstand al snel om in een voorsprong: meer mensen moeten online, de groei van e-commercie moet gestimuleerd worden, en toegang tot Internet moet via een ‘flat rate’ worden betaald in plaats van per ’tik’.