Er komt een vervolgonderzoek op het EU-rapport over de dertig beste praktijkvoorbeelden van elektronische dienstverlening bij overheden. Daarin staat aangegeven hoe Europese overheidsinstanties de voorbeelden voor eigen gebruik kunnen aanwenden.
In 2003 heeft de Europese Commissie onderzoek laten doen naar geslaagde voorbeelden op het gebied van elektronische dienstverlening bij overheden, in het bijzonder waar het de reorganisatie van de interne organisatie betreft. Uitgaande van een gemeenschappelijke lijst van twintig basis-overheidsdiensten (zoals inkomstenbelasting, arbeidsbemiddeling, paspoort en bouwvergunning) is nagegaan hoever landen hiermee zijn. Van de in totaal 115 onderzochte praktijksituaties waren er tien afkomstig uit Nederland. Vorige week werd bekend dat er uiteindelijk dertig bekroond zijn als ‘good practice’, waaronder de twee Nederlandse overheidsorganisaties Informatie Beheergroep (studiefinanciering) en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (kentekenregistratie). De bekroonde praktijkgevallen hebben gemeenschappelijk dat er een koppeling is gerealiseerd tussen front- en backoffice met een door anderen na te volgen implementatiestrategie. De resultaten zijn terug te lezen in het EU-rapport Reorganisation of Government Back Offices for Better Electronic Public Services – European Good Practices (Back Office reorganisation).
Het EU-onderzoek is gecoördineerd door het Deense Technologische Instituut en de Universiteit van Bremen. Het Nederlandse deel van het onderzoek werd uitgevoerd door Kenniscentrum Elektronische Overheid ELO, onderdeel van Ictu.
“Zaak is nu de praktijkvoorbeelden bruikbaar te maken voor overheden op alle niveaus”, zegt Matt Poelmans, programmamanager van ELO. “Dat betekent dat de voorbeelden eerst van hun staatsrechtelijke context moeten worden ontdaan. Vervolgens worden de ervaringen veralgemeniseerd gemaakt aan de hand van drie aspecten: overdraagbaar, schaalbaar en koppelbaar.” Bovendien organiseert de EU in april een conferentie- waarschijnlijk in Brussel – waarin de vraag centraal staat hoe de database met de uitverkoren praktijkvoorbeelden ten dienste kan staan aan overheidsinstanties.
Leren
Poelmans vindt het leuk dat de Informatie Beheergroep is uitgekozen, gezien haar turbulente automatiseringsverleden. “De ‘Mijn IB-groep’-formule slaat aan. Hierbij
kunnen studenten hun eigen elektronisch dossier met gegevens bijhouden. Wie elektronisch communiceert met de IBG wordt sneller geholpen dan diegenen die bellen of een brief sturen. In korte tijd hebben zo’n honderdduizend student gekozen voor zo’n elektronisch dossier.” Volgens Poelmans zijn de voordelen evident: minder fouten, een efficiëntere organisatie en kostenbesparingen. “Veel overheidsinstanties kampen met soortgelijke situaties en kunnen van de bij de IBG gebruikte loketoplossingen leren.
De RDW noemt hij een voorbeeld van een geslaagde introductie van één landelijk kentekenregister waaraan verschillende instanties gegevens leveren en daarvan gebruik maken. Ook heeft de RDW geen eigen loketten, maar laat de organisatie de administratieve handelingen uitvoeren op bestaande contactpunten (autodealers, postkantoren). Dankzij deze enkelvoudige gegevensvastlegging zijn de bestanden geschoond en is de uitgifteprocedure voor kentekens aanzienlijk verkort, aldus Poelmans. “Landen als Duitsland en Oostenrijk, waarin inwoners die van deelstaat veranderen ook een nieuw kentekennummer moeten krijgen, kunnen van de RDW leren hoe één efficiënt ingericht kentekenregister is te ontwikkelen.”
De ELO-programmamanger laat verder fijntjes weten dat in dit EU-onderzoek de Belgen het niet beter hebben gedaan met maar één uitverkoren praktijkgeval.< BR>
Het lijvige rapport is terug te vinden op: http://europa.eu.int