De theorie is vaak veel mooier dan de praktijk, stelt ‘oudgediende’ Maurice Elzas. Verschillende artikelen in Computable hebben in zijn ogen weinig realiteitswaarde, bijvoorbeeld omdat je in de ‘echte wereld’ zelden het naadje van de kous komt te weten.
Ik lees Computable al ruim twintig jaar en ondanks het feit dat ik, in de gangbare classificatie, niet meer tot de ‘actieven’ in het vak zou mogen behoren, kan ik het niet laten me er nog steeds tegenaan te bemoeien.
Natuurlijk heb ik in de vele jaren die ik in het vak zit, een groot aantal projecten en allerlei organisaties meegemaakt. En de obligate hoeveelheid mislukkingen. Vandaar dat ik steeds weer met spanning en interesse de artikelen lees die ons vertellen hoe het eigenlijk moet.
In Computable 36 (5 september) staan twee van dergelijke verhalen die mijn aandacht trokken. Ligt het aan verzadiging, aan de inhoud of aan onvoldoende kritische zin van de schrijvers? Ik kan maar niet beslissen, maar wat ik me wel afvraag is of het plaatsen dit soort verhalen nog wel zin heeft.
In ‘De deadline is heilig’ (van Nils Keuning) wordt een pleidooi gehouden voor sturen op kwaliteit. Prima! Echter: de clou van het verhaal komt neer op het (gezamenlijk) maken van keuzes tussen vereiste, leuke ofwel luxe functionaliteit in de te implementeren systemen. Kennelijk verwacht de schrijver dat, bijvoorbeeld, de opdrachtgever in staat en bereid is daar beslissingen over te nemen en dat niet alleen objectief doet, maar ook gebaseerd op de reële behoeftes van zijn organisatie. Daar zit hem echter de ‘kneep’! De overgrote meerderheid van de opdrachtgevers die ik meegemaakt heb, maken deze keuze eenvoudigweg niet, maar eisen alle elementen die ooit (of in de aanbestedingsfase of gedurende het project) gespecificeerd zijn (of soms zelfs alleen maar genoemd). De discussie, om niet te zeggen: onenigheid, is in de meeste gevallen gebaseerd op dit verschil van inzicht tussen ontwikkelaar en opdrachtgever. Als je dit dilemma niet oplost, ben je nog geen steek verder, zelfs met het allerbeste sturingsrecept!
In ‘Goed, beter, best’ (door Henk Redmond) wordt een lans gebroken voor ict-benchmarking. Inderdaad: een waardevol gereedschap. Althans: in een marktgebied waar je evenknieën, c.q. concurrenten, bereid zijn hun ‘naadje van de kous’ met je te bespreken. In het kadertje ‘Media bijvoorbeeld’ wordt dan gesuggereerd dat de publieke omroepen, ten behoeve van benchmarking, zouden moeten kijken naar commerciële omroepen of concurrenten uit een andere branche. Vraag: welke onderneming is bereid eerlijk en objectief zijn organisatie, kostenstructuur en strategie voor te leggen aan of te bespreken met zijn regelrechte concurrent, als hij weet dat zijn positie daar op termijn waarschijnlijk niet beter van wordt? Als verwacht wordt dat consultants je deze (meestal strikt vertrouwelijke) informatie aanleveren, is dat een uitnodiging voor onethisch gedrag. Willen we dat wel in deze tijden van ‘normen en waarden’?
Conclusie: het leren kennen van andermans recepten is altijd de moeite waard.
Echter: de gewekte verwachting dat dat resulteert in het beter functioneren van de lezer en zijn organisatie is een fata morgana. De realiteit is aanmerkelijk complexer dan de schrijvers willen (kunnen?) doen schijnen! < BR>
Maurice Elzas, Emeritus hoogleraar Informatica, Consultant MTC Holding