Aanschafkosten? Helder. Exploitatiekosten? Ook duidelijk. Maar wat kost het eigenlijk om te stoppen? De meeste organisaties zijn inmiddels goed ingevoerd in de kosten van technologie. ‘Total cost of ownership’ is inmiddels een bekend begrip. Toch is er nog een blinde vlek. Want er zijn drie elementen van belang bij het beoordelen van de totale kosten van een it-investering, slechts twee ervan worden doorgaans meegenomen in de spreadsheets.
Het eerste element – de aanschafkosten, ook wel bekend als ‘barrier to entry’ – zijn de meest zichtbare kostenpost. En vrijwel elke organisatie doet zijn uiterste best om deze post via onderhandelingen uit te kleden tot op het laagst denkbare niveau. Vervolgens komen de exploitatiekosten. Ook deze komen meer en meer onder controle. Wat kost het me om deze systemen in de lucht te houden? Wat kost de support? De kosten voor onderhoud op de licenties? Opleiding en training? Hoeveel ruimte heb ik nodig? En wat kost het me aan stroom en koeling? Allemaal onder te brengen in spreadsheets en service level agreements. De investeringsbeslissing kan nu dus gebaseerd worden op de total cost of ownership (TCO). Maar zijn het echt wel de totale kosten? Helaas niet. De meest kostbare post blijft vaak onzichtbaar tot het te laat is: dat wat het kost om het systeem te vervangen. De ‘barrier to exit’, de kosten die je verhinderen om te switchen. Of, in termen van The Eagles: “You can check out any time you like, but you can never leave…”
Onze voormalige ceo, Scott McNealy, zei altijd dat technologie een houdbaarheidsdatum heeft die zich nog het beste laat vergelijken met die van een banaan. Misschien wat overdreven, maar u snapt in elk geval wat hij bedoelt. ‘McNealy’s Law’ zou je het kunnen noemen. Als u op de hoogte bent van Moore’s Law of Metcalfe’s Law, dan weet u ook hoe snel alle ontwikkelingen op het gebied van technologie gaan. Of u het nu koopt van IBM, Sun Microsystems of wie dan ook, de kans is groot dat er binnen anderhalf jaar iets beters is. Beter en goedkoper. En als u daar dan iets langer over nadenkt dan begrijpt u dat uw grootste uitdaging niet ligt in: “Hoe krijg ik mijn it-initiatief aan de gang?” Maar eerder in “Hoe kan ik over 18 maanden hier weer mee stoppen? Hoe stap ik over op het betere alternatief?”
Neem nu een financiële instelling. Of mainframeomgevingen, in het algemeen. Er is waarschijnlijk geen productcategorie denkbaar met een slechtere prijs-prestatieverhouding dan het mainframe. Als het mainframe een vliegtuig was dan zou het nog pedalen hebben. Dus wat is dan logischer dan overstappen op kleinere efficientere en zuiniger servers, met minder stroomverbruik en meer performance? Niets. Toch is het ondoenlijk, vanwege alle Cobol-code die in de applicaties zit. Gebruikers kunnen niet switchen. Dat is te duur. Alles moet dan mee veranderen.
In de desktopomgeving is het niet veel anders. De ‘thin clients’ zijn in talloze opzichten beter dan pc’s, goedkoper en veiliger, met een langere levensduur. Toch gooit niemand zijn pc’s eruit. Omdat iedereen vast zit in ‘propietary’, vastgelegde file formats, ‘propietary’ applicaties en een ‘propietary’ omgeving. Enorme ‘barriers to exit’ derhalve.
Maar de meeste it-beslissers denken niet aan deze problemen als ze gaan inkopen. Ze betwijfelen of er iets aan te doen is, beschouwen het als een gegeven en kennen de alternatieven onvoldoende. Het veranderen van omgeving zal altijd duur zijn, ongeacht welke omgeving ze kiezen. Dat is het gangbare uitgangspunt. Toch zou het hele speelveld echt drastisch kunnen veranderen als ze maar een paar goede vragen zouden stellen:
Is de technologie ( die ik nu wil kopen) gebaseerd op standaarden? Zijn alle protocollen en programmeerinterfaces open, publiek en vrij van royalities? Zijn ze geaccepteerd door de gehele sector? Zijn alle dataformaten open en vrij beschikbaar ( zo niet, dan bent niet u de eigenaar van uw data, maar is het uw leverancier…)?
Is er een gemeenschappelijk, open ontwikkelproces? Met meer dan één bedrijf achter de technologie? Is de broncode open? Het feit dat u dezelfde technologie van meerdere aanbieders kunt kopen verandert niets aan het feit dat u zich gebonden heeft aan één technologie-eigenaar.
Is er een referentie-implementatie beschikbaar met een open source licentie? En welke voorwaarden stelt deze licentie?
De antwoorden op deze vragen geven een goede indicatie van de kosten die gemoeid zijn met het switchen naar een betere oplossing. Beslissers van it-investeringen zouden er dus goed aan doen een volgende keer iets verder te kijken. Niet alleen de kosten voor aanschaf en exploitatie en onderhoud, maar ook de kosten van stoppen moeten meegenomen worden. Dan pas kunnen we spreken van de ‘total costs of ownership’.
Martin te Dorsthorst, Sun