De markt is te veel gericht op talen en te weinig op tools, vindt Max Schulte.
In zijn column (Computable, 16 maart) pleit Rick van der Lans voor een scheiding tussen cpu-gerichte tools en toepassingsgerichte talen. Ik ben het helemaal met hem eens. Als ontwerper en bouwer van toepassingen erger ik me aan alle onzin die mijn aandacht daarvan afleiden. Het maakt systemen moeilijker onderhoudbaar. Wie naar de markt kijkt, ziet echter nog steeds een vraag naar taal- in plaats van ’tool’-kennis. Ook het onderwijs heeft heel erg weinig kennis van tools in huis en doceert liever talen. Dat klinkt kennelijk wetenschappelijker. Toch zijn ze er wel, de tools. Zelf maak ik al sinds 1986 gebruik van Magic, die bij elke programmeerwedstrijd zijn superioriteit weer weet te bewijzen. Niettemin is het een vrijwel onbekend product; ook Van der Lans lijkt het niet te kennen. Hoe komt dat?
Een aantal factoren speelt hierbij een rol.
De hbo- en universitaire opleidingen onderwijzen voornamelijk talen en niet tools. Er is dus een groot aanbod van taalkennende programmeurs. Producenten van tools hebben een marketing-probleem, omdat ze niet kunnen meeliften op de opleidingen-hype.
Tools maken veel te weinig gebruik van algemeen erkende standaarden. Hierdoor zijn investeringen in tools niet om te buigen als het gebruikte tool niet bevalt of van de markt verdwijnt. Nog steeds bestaat de mythe dat het afstemmen van een zogenaamde standaardoplossing goedkoper is dan het zelf bouwen van toepassingen. De gemiddelde beslisser kiest, als het om dit soort investeringen gaat, voor de bekende weg: liever standaardoplossingen dan zelfbouw en liever iets bekends – lees veiligs – dan wat de boer niet kent.
Komt het ooit nog goed? Wellicht, maar te laat voor mij. Ik ben verwend door de efficiency van mijn favoriete tool, en een cursusje Java deed me beseffen dat dat de weg terug is naar het stenen tijdperk.
Max Schulte Enschede