Als je zowel het Slip-protocol (Serial Line IP) hebt geschreven als de oprichter en ceo bent geweest van Uunet, de eerste en lange tijd de grootste internetprovider van de Verenigde Staten, mag je je best ‘internetgoeroe’ laten noemen. Toch is Rick Adams veel te bescheiden om zich die titel te laten aanleunen. Een gesprek met een van de peetvaders van internet, dat begint op een totaal onverwachte locatie in Washington DC, hoofdstad van de Verenigde Staten van Amerika.
|
Buitenlandse invasie
Internet heeft dan nog een voornamelijk militair karakter, ook al was het dan met name in gebruik bij universiteiten en onderzoeksinstellingen. De worm wordt dan ook gekenschetst als een ‘vijandige buitenlandse invasie’. Unix mail, zoals het mailprogramma in de wandeling heet, wordt uit voorzorg platgelegd. De door de worm blootgelegde feilen (heel modern: het forceren van een buffer overflow) worden in het Unix-bastion Berkeley naarstig gerepareerd en na vele weken is sendmail (en dus het net) klaar voor een herstart.
Klein probleempje: de opdracht daartoe moet komen van de Pentagon-generaal die Arpanet onder zijn commando heeft. Maar wie gaat de sterrengeneraal uitleggen wat de stand van zaken is? Er is maar één man met voldoende kennis van zaken en met de juiste veiligheidspasjes om het Pentagon binnen te komen. Hij rapporteert letterlijk: “Sendmail is now secure, Sir!”. En de generaal brengt het netwerk weer in de lucht.
We schrijven november 1988. De man met de pasjes en de expertise heet Rick Adams. Hij werkt sinds 1984 als netwerk- en datacommunicatie specialist bij het Center for Seismic Studies in Arlington, een voorstad van Washington. De worm slaat toe, precies twee weken voordat internet (in de vorm van het aan Arpanet verwante wetenschappelijke NSF-net) op 17 november van dat jaar zijn intrede doet in Nederland. Dat gebeurt met een mailtje van diezelfde Rick Adams aan Piet Beertema, die vorige week afscheid nam van zijn geliefde Centrum voor Wiskunde en Informatica van de Universiteit van Amsterdam. Adams is spreker en eregast op Beertema’s afscheidssymposium in het Science Park van de hoofdstad.
Adams treedt in 1984 in dienst bij het seismische centrum, als afgestudeerde in de computerwetenschappen, aangeworven vanwege zijn kennis van computer-graphics en cad-systemen. Het Center wordt gefinancierd door Darpa (Defense Advanced Research Projects Agency), de centrale r&d-organisatie van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Vandaar dus die Pentagon-pasjes. Twaalf geofysici en een viertal computermensen controleren de naleving van het Verdrag tegen Kernwapenproeven. Ondergrondse proeven met kernbommen boven de vijftien kiloton zijn daarin verboden en seismografische meetpunten in een kring rond de Sovjet-Unie moeten toezien op de naleving van dat plafond.
Data voor geofysici
Van cad-specialist wordt Adams al spoedig de netwerk- en datacommunicatie specialist van het centrum. “We opereerden in VN-verband met meer dan twaalf landen en vele tientallen experts. De meetgegevens kwamen vooral uit Noorwegen en Australië. Het was mijn taak de data van overal ter wereld voor de geofysici gereed te maken.” De data van Europese bodem waren prima, aldus Adams. Maar elk land gebruikt zijn eigen format; standaarden bestonden niet. De data uit wat Adams politiek correct ‘de kleinere landen’ noemt kwamen binnen via de teletype, een primitieve voorloper van de fax. Via een interface was dat apparaat in staat de data in een pc-programma te dumpen. “De gegevens hoefden niet opnieuw ingeklopt te worden. Maar parsing was wel een avontuur. De auteurs tikten vaak een ‘l’voor een 1 en soms een ‘o’ voor een 0.”
Het Center had voor eigen gebruik twee zaken aangeschaft die van eminente betekenis bleken bij het opzetten en internationaliseren van internet: een 9.6 Kb X-25-verbinding en flat-rate telefoonlijnen die zo’n vier tot vijfduizend dollar per maand kostten “en die ’s nachts niet gebruikt werden”. Via de X-25 verbinding werd eens per week ’s nachts een verbinding gelegd met het CWI in Amsterdam met een effectieve snelheid van 200 baud. ‘Autodialers’ waren illegaal en dus verboden. Er moest met de hand gebeld worden, waarna de telefoonhoorn snel in de doppen van de accoustic coupler werd gedrukt. Beertema bouwde kort daarna zelf autodialers, die door wetenschappers langs de diverse douanes gesmokkeld werden.
De aldus opgezette verbindingen werden gebruikt om computers in de VS met elkaar te verbinden. Het Seismic Center groeide uit tot e-mail relay voor de gehele VS, luisterend naar de roepnaam Seismo. Vanaf november 1984 stond Seismo in contact met mcvax, de DEC-machine van het Mathematisch Centrum, de oude naam van het CWI; het is de eerste verbinding met het buitenland voor Arlington. De X-25 verbinding verliep in bursts van enkele honderden kilobits. De mails uit Europa werden via de (al door Darpa betaalde) telefoonlijnen gratis doorgestuurd naar de rest van de VS. Arlington en het CWI fungeerden daarbij feitelijk als postkantoren voor respectievelijk de VS en Europa.
Wanbetaler
Naarmate de tijd verstreek, sloten steeds meer universiteiten en onderzoekslaboratoria zich aan bij het netwerk: onder meer Philips, de Universiteit van Dortmund en Ericsson in Zweden. Alles echter strikt non-commercieel, benadrukt Adams. De X-25 verbinding werd in 1986 vervangen door een geleaste lijn van 9,6 Kb, die voor de helft betaald en geleverd werd door Amsterdam en voor de andere (VS-) helft betrokken van telecom-gigant AT&T. De rekening was per zeepost soms zes weken onderweg naar de Watergraafsmeer, waardoor de verbinding enkele malen bijna door de leverancier uit de lucht werd gehaald wegens wanbetaling. Luchtpost was niet toegestaan en van e-mail had AT&T nog nooit gehoord . . . Uiteindelijk heeft Beertema een CWI-vestiging op het huisadres van Adams geopend, zodat in ieder geval de rekening op tijd betaald werd.
Het Center for Seismic Studies was een Unix-bolwerk. “We begonnen met een VAX-780, maar midden jaren ’80 hadden we de beschikking over Sun-werkstations.”De X-25 eindigde in een seriële lijn waarmee iedere computer overweg kon. De Suns hadden later een X-25 kaart aan boord. Modemverbindingen via satelliet bleken volslagen nutteloos: de lange communicatietijd op- en neerwaarts dwong de modems tot een time-out. In 1987 onderhield seismo via het Unix-protocol Uucp 100 tot 150 directe verbinden. Het ‘store and forward’-systeem bediende in die tijd tussen de duizend en tweeduizend computers.
Data werd in batches verstuurd om geld te sparen en problemen te vermijden. X-25 bleek toch niet zo debugged te zijn als de PTT’s wel beweerden, zegt Adams. “Beertema ontdekte na maanden studie dat een protocolconflict tussen de Nederlandse X-25 variant en die van de VS er de oorzaak van was dat de effectieve baudrate niet 9,600 of iets minder bedroeg, maar slechts 1,200 baud. Uucp, de opvolger van X-25 vertoonde ook kuren. “Het protocol was ontworpen voor verbindingen over korte afstand. De snelheid van het licht bleek ook hier een reële barrière. Op de geleaste lijn zakte de snelheid tot 4.000 bits per seconde (bps), vanwege vertragingen en handshakes.
De komst van tcp/ip maakte in eerste instantie ook nog geen eind aan het avontuur. “Ik heb zelf de dial-up tcp/ip software geschreven, eerst alleen voor het Seismic Center, later beschikbaar als gratis software voor alle Sun werkstations. De eerste implementatie in 1983 kwam tot 9.000 bps, door datacompressie al snel opgevoerd tot zo’n 20.000 bps.
E-mail drijvende kracht
Datacommunicatie was in die tijd eerst en vooral een “fun thing”, zegt Adams. “Dat het tot iets groots zou kunnen uitgroeien begon pas in 1987 langzaam tot me door te dringen.” Internet-provider Uunet, door Adams in 1987 opgericht “kwam er doordat er vraag naar was”. Van de kant van Usenix namelijk, de Unix user group. Uit die kring is volgens Adams veel software bijgedragen aan BSD Berkeley. E-mail was de grote attractie; “mensen die bijvoorbeeld bij MIT gewend waren aan hun e-mail via Arpa-net gingen dat missen zodra ze van baan veranderden of elders aan hun promotie begonnen te werken. En internationaal was de telefoon geen alternatief vanwege de tijdverschillen.”
Startende bedrijven als Intel en Pyramid Computing waren de eerste klanten van Uunet. En natuurlijk de Usenix Association. “Onze eerste afzegging kwam van een financieel consulting bedrijfje uit Manhattan, Towsen Greenspan of Thompson Greenspan of iets dergelijks. Ik belde ze op om te vragen waarom ze hun abonnement wilden opzeggen. De man vertelde me dat het bedrijf opgedoekt werd omdat partner Greenspan benoemd was in de Federal Reserve Board.” Alan Greenspan is nog immer de voorzitter van het centrale banksysteem van de VS en als zodanig een van de meest invloedrijke mensen ter wereld.
“E-mail is veel belangrijker en invloedrijker dan het web. Vandaar de blinde woede tegen spam, bijvoorbeeld. E-mail was de drijvende kracht achter Arpa-net en Uunet, samen met de Unix-gebruikersgroepen op Newsnet, waar de bugfixes werden opgehaald en uitgewisseld.” Adams kwam pas in 1989 in full-time dienst bij Uunet. Tot die tijd was hij gewoon in dienst gebleven van het Seismic Center. “Het was meer dan een hobby. Ik moest lijnen huren, parttime medewerkers betalen. Het was een business. Maar ik was zelf in het begin nog te duur om in dienst te nemen.” Het eerste jaar was moeilijk, zegt Adams. “Na één jaar hadden we iets meer dan duizend klanten. Dat aantal groeide langzaam, maar zeker. Een gemiddelde klant was zo’n veertig dollar per maand kwijt. De meesten moffelden dat weg in hun telefoonbudget.”
Adams was in april 1989 de vierde employee van Uunet. Hij was manusje-van-alles: ceo, cto, ik deed de contracten en de prijsstrategie. Tot 1994 was Adams de ceo van de internetprovider. In dat jaar benoemde hij John Sidgemore in die functie. “Meer een marketing en sales-man.” De exponentiële groei begon in 1993. Adams werd benaderd door een drietal investeerders, die elk twee miljoen dollar in Uunet pompten. Een jaar later brak internet door. “Ik weet nog goed dat ik een cartoon zag in het tijdschrift de New Yorker. Er zit een hond voor een beeldscherm, met als onderschrift: ‘Op internet weet niemand dat je een hond bent!’ Toen dacht ik: als je ‘internet’ niet meer hoeft uit te leggen . . . Vanaf dat moment hebben we eigenlijk voortdurend achter de wassende stroom klanten aangelopen.”
Energievreter
De tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen klanten werden bediend met Intel-machines die Windows draaiden. “We zijn al snel weggegaan bij Sun Microsystems. Intel was goed genoeg en veel goedkoper. Toen de eerste blade-servers op de markt verschenen zijn we meteen meegegaan. Niet vanwege de geringere omvang, maar vanwege de betere koelmogelijkheden. Als je serverruimtes hebt zo groot als de onze ben je maar om twee dingen bezorgd: hitte en elektriciteit. We hebben eens uitgerekend dat als we nog twee jaar waren doorgegroeid in hetzelfde tempo, we de Niagara-waterkrachtcentrale helemaal voor onszelf nodig hadden gehad. De stroom ervan om de servers te laten draaien en het water ervan om die servers te koelen.”
Uunet is in 1995 een naamloze vennootschap geworden en werd in augustus 1996 voor twee miljard dollar overgenomen door Metropolitan Fibre Systems. Het maakte Adams tot een vermogend man: rond de overname wordt zijn vermogen geschat op 322 miljoen dollar. Grootaandeelhouder Microsoft is een goede tweede met 275 miljoen dollar. De investeerders kunnen al binnen achttien maanden cashen. Menlo Ventures krijgt ruim 200 miljoen dollar terug voor de twee miljoen die het investeerde.
De dag na de overname van Uunet werd MFS op zijn beurt opgeslokt door Worldcom. Adams kan zijn afkeer van de ’telefoonmannetjes’ ook nu nog maar nauwelijks onderdrukken. “We noemden ze de Bell-shaped heads. Ik heb het niet zo op ze. Ze hebben geloof ik in 48 maanden 52 overnames gedaan, waardoor ze nooit met kwartaalcijfers naar buiten hoefden te treden. Toen al werd de basis gelegd voor het kaartenhuis van een aantal jaren later. In 1997 kreeg ik er genoeg van, en ben ik weggegaan.”
Sindsdien woont hij op een rustig landgoed in Virginia, niet ver van Washington DC. En maakt zich boos om de vloek van spam en ‘spyware’, de pornografie en de websites van neo-nazi’s die het surfen van zijn zoons van dertien en negen jaar verzieken. “Internet heeft de wereld verkleind en voor Amerikanen ontsloten. Een ontwikkeling in dezelfde orde van grootte als de telefoon. Dat is mooi. Daarmee hebben we nu gratis toegang tot alle informatie, ook de rotzooi. Dat is de keerzijde van de medaille.”
Een rustige, onopvallende vijftiger. Uitvinder van Slip en oprichter van Uunet. Geld genoeg om te doen waar hij zin in heeft. Tijd genoeg om zijn oude vriend Piet Beertema in Amsterdam te komen uitluiden. En om zijn archief door te spitten voor zijn feestrede.< BR>