Kenmerkend voor de Oost-Europese IT-markt zijn een groot groeipotentieel en onorthodoxe basisregels. De ontwikkelfase, de omvang en de nabijheid van West-Europa bieden de IT-branche interessante mogelijkheden voor investeringen en uitbreidingen. Wel wijken omstandigheden, spelregels en marktmechanismen in sommige opzichten sterk af van die van de westerse wereld. Is Oost-Europa voor de IT-wereld ‘de nieuwe markt van het jaar’ of blijft dat een wensdroom?
Het onderzoeksbureau IDC schat de omvang van de IT-markt in Centraal- en Oost-Europa op 6,4 miljard dollar. Ter vergelijking: de markt in de Europese Unie heeft een geschatte omvang van 104 miljard dollar. Rusland is duidelijk de grootste markt, maar in termen van uitgaven per hoofd van de bevolking staan Slovenië, Tsjechië en Hongarije aan top. Slovenië (niet te verwarren met Slowakije), dat ongeschonden uit de recente oorlog in het voormalige Joegoslavië kwam, scoort ook hoog in Internet-gebruik per inwoner. Het enige probleem is dat het één van de kleinste markten in de regio is. Hoewel Oost-Europa in veel opzichten zijn achterstand snel inloopt, beheersen bijzondere omstandigheden en afwijkende reacties nog steeds deze markt, en in feite de hele regio in allerlei opzichten. Daardoor liggen de accenten in de Oost-Europese markt anders dan in andere zich ontwikkelende markten.
Veel westerse ondernemers zijn naar Oost-Europa gelokt door de – misplaatste – indruk dat het om grote, onderontwikkelde markten gaat met groeiende besteedbare inkomens. De werkelijkheid is echter het tegendeel. De tijden dat winstmarges van 100 procent gangbaar waren en je een jaar lang kon leven van de verkoop van één PC-kloon in Bulgarije, zoals eind jaren tachtig en begin jaren negentig, zijn allang voorbij. De wat verder ontwikkelde markten van de Visegrad-landen (Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije) geven al blijk van verzadiging: daar is de groei van de verkoop afgenomen of zelfs gestagneerd. Tot nu toe was de groei vooral geconcentreerd in de hardware, maar er bestaan sterke aanwijzingen dat software en dienstverlening volgend jaar goed zullen zijn voor de helft van de uitgaven aan IT in de regio. Daarnaast bestaat er een uitgesproken behoefte aan, en kansen voor, de ontwikkeling van aanverwante markten, zoals uitbesteding, advies, multimedia en Internet.
Niet erg dure IT-deskundigen
De verscheidenheid van de markt is één van de redenen waarom Oost-Europa een moeilijke regio is. Er is een verbijsterende verscheidenheid aan technologie in de handel. Naast lokale bedrijven zijn alle grote westerse aanbieders van software en hardware prominent aanwezig, en de concurrentie wordt steeds heviger. De verwarrende keuzemogelijkheden leiden vaak tot verkeerde beslissingen, vooral omdat de eindgebruikers in het algemeen niet bijzonder vertrouwd zijn met het gebruik van computers.
Het ene onderzoek na het andere wijst op het ontbreken van ervaren professioneel IT-personeel. Er is echter een overvloed aan ruw materiaal beschikbaar. Het grootste gebrek aan professionele vaardigheden in de hele regio betreft leidinggevende ervaring, en niet de elementaire kennis die nodig is om met hardware en software te kunnen omgaan. Overal in de regio pompen universiteiten de markt vol met deskundigen. Zelfs de afdelingen onderzoek en ontwikkeling van grote IT-bedrijven over de hele wereld zien een enorme instroom van goed opgeleide en tegelijkertijd niet erg dure IT-deskundigen uit Oost-Europa.
Hoe belangrijk IT in Oost-Europa is, blijkt bijvoorbeeld uit de enorme verspreiding van media die met informatietechnologie te maken hebben. Er zijn net zoveel tijdschriften te koop als in het Westen, zowel lokale als edities van buitenlandse (afgezien misschien van Groot-Brittannië, waar het aantal tijdschriften per IT-gebruiker absurd hoog ligt). Hoewel de inkomens in de regio op geen stukken na in de buurt komen van de gemiddelde inkomens in West-Europa, kosten de bladen ongeveer evenveel als soortgelijke uitgaven in het Westen. Toch verkopen ze buitengewoon goed. Zelfs een gebied als Slovenië, met een bevolking van zo’n twee miljoen, heeft minstens tien tijdschriften over IT, waarvan de meeste in het binnenland gemaakt worden. Interessant is dat de radio veel vaker wordt gebruikt als leermiddel dan in het Westen. Onder de talloze nieuw opgerichte radiostations die de democratisering van de media in de regio markeerden, zijn er slechts enkele die geen speciale programma’s hebben over IT en alles wat daarmee te maken heeft. Met de enorme toename van het aantal particuliere televisiezenders zit IT als onderwerp op de televisie ook duidelijk in de lift.
De zwakke schakel
De golf van ontwikkelingen die de laatste tijd de markt voor kabel- en andere netten beroert, heeft Oost-Europa nog niet echt bereikt. De fragmentatie van de markten, het gebrek aan duurzame ondersteunende systemen en de schommelingen in de beschikbare middelen vormen allemaal belemmeringen voor investeringen in hoogwaardige netwerk-infrastructuur. Aan de andere kant heeft de afgelopen paar jaar een indrukwekkend aantal westerse bedrijven lokale ondernemingen opgekocht. Banken, telecommunicatiebedrijven en verzekeringsmaatschappijen zijn allemaal het doelwit geweest. Het is duidelijk dat deze in een overgangsfase verkerende ondernemingen in feite de aangewezen voedingsbodem vormen voor de implementatie van nieuwe technologieën.
Ook hier lijkt Oost-Europa op grote schaal nieuwe wegen te vinden. De belangstelling voor schakeltechnologie is veelbetekenend, omdat die goedkoper valt in te voeren dan routers en beter werkt op een niet al te hoogwaardige IT- en telecom-infrastructuur. Bedrijven als Siemens, Alcatel en Ericsson trekken een breed spoor door de lokale markten met het sluiten van overeenkomsten waardoor over de hele regio de laatste, digitale telefooncentrales verrijzen. Toch zal het nog wel enige tijd duren voordat het hele netwerk van kabels is aangepast en gemoderniseerd. Intussen blijft dat de zwakke schakel in de markt. Interessant is dat het leasen van een Isdn-kabel (Integrated services digital network) in deze regio soms wel tien maal zoveel kost als in het Westen. Dat is één van de redenen voor de immense populariteit van satelliet-multiplexers en transmissiestations bij openbare instellingen in dit gebied. Bedrijven als Micom, Ascend en ADS zeggen in Oost-Europa meer van dit soort apparatuur af te zetten dan in enige vergelijkbare markt elders in de wereld.
Overheidsregulering heeft op de Oost-Europese IT-markten meer kwaad dan goed gedaan. IT-apparatuur is veel te lang gezien als geïmporteerde luxe-artikelen en dienovereenkomstig belast. Deels keken overheden er zo tegenaan omdat het door de lage woonlasten en het inflexibele bankwezen moeilijk is geld voor auto’s en nieuwe huizen te lenen, en het daarom verstandig is om kapitaal te steken in elektronica en andere consumptiegoederen. De eerste landen die deze invoerbeperkingen verlichtten waren overigens degene die nu de hoogst ontwikkelde in de regio zijn: Tsjechië, Hongarije en Polen.
Ook het verbod op de export van hoogwaardige technologie van de Verenigde Staten naar Oost-Europa, ooit ingesteld door het Amerikaanse Congres, heeft de verspreiding van geavanceerde technologieën in oostelijke richting belemmerd – maar niet geheel geblokkeerd. Het laatste conflict, over de voor het van de grond komen van elektronisch winkelen zo broodnodige coderingstechnologie, en de opstelling van de Amerikaanse regering, die de verspreiding van deze technologie niet toestaat, is een goed voorbeeld van wat er op dat punt al enige tijd speelt.
Gefragmenteerde distributie
De IT-industrie heeft ook nog ernstig te lijden van allerlei praktijken die in het Westen allang zijn verdwenen. Westerse ondernemers klagen veel over hun onbekende bureaucratische procedures en regels. Oost-Europese overheden gebruiken graag ondoorzichtige procedures voor aanbesteding als rookscherm voor protectionisme. Verkopers houden hun prijzen zo laag mogelijk door ‘zachte’ kosten, zoals advies- en servicekosten, buiten beschouwing te laten. Gebruikers ontdekken pas na aankoop dat ze met apparatuur werken zonder enige garantie, service, training, ondersteuning en dergelijke. Of nog erger, ze ontdekken soms dat de leverancier niet meer bestaat. Kleine dozenschuivers worden al zonder pardon van de markt gevaagd.
Eén van de factoren die de ontwikkeling van de IT-markt in Oost-Europa vertraagt is het ontbreken van goed ontwikkelde afzetkanalen. De groothandel is vaak gebaseerd op de overblijfselen van gecentraliseerde distributieketens die in het verleden met de overheid waren verbonden. De detailhandel bestaat grotendeels uit nieuwe ondernemingen die klein en agressief zijn en bijna altijd wel enig potentieel hebben voor productie en integratie. In sommige landen is het nog steeds niet ongebruikelijk dat de groothandel direct aan de klant verkoopt, waardoor ze met hun eigen afnemers concurreren. De ontwikkeling van de afzetkanalen komt nu op gang. Uit veel recente verbeteringen, vooral in Tsjechië, Polen en Hongarije, blijkt dat dit terrein de grootst mogelijke aandacht heeft van alle grote spelers die in deze regio actief zijn.
Als gevolg van die gefragmenteerde distributiekanalen is ook de toelevering niet stabiel. De meeste westerse leveranciers kiezen ervoor geen grote voorraden van PC’s en andere apparatuur aan te leggen in de regio. Ze geven er de voorkeur aan op order te leveren vanuit hun West-Europese distributiecentra. Compaqs belangrijkste distributiecentrum voor Europa bijvoorbeeld is in Nederland gesitueerd. Deze constructie werkt soepel voor West-Europa, maar aan de grenzen van Oost-Europa kunnen langdurige vertragingen ontstaan.
Geen concurrentie
De Oost-Europese IT-markt heeft bovendien te lijden van de afwezigheid van een laag middelgrote ondernemingen zoals die in volwassen markten bestaat. Middelgrote ondernemingen van een tweede of zelfs derde niveau zijn er gewoon niet. Dat is toe te schrijven aan een aantal verschillende factoren.
De grootste ondernemingen, meestal staatsbedrijven en ruwweg van dezelfde omvang als een willekeurig groot bedrijf in het Westen, waren in het verleden rijk en afgeschermd genoeg om voor de best beschikbare uitrusting te kiezen. Daardoor was overal in de regio apparatuur van leveranciers als IBM, Compaq en HP te vinden. De rest van de markt werd bediend door lokale integratoren. Soms groeiden die, maar in de meeste gevallen deden ze weinig moeite om uit het gebruikelijke ontwikkelpatroon van de assemblagebedrijven en importeurs van klonen uit het Verre Oosten te breken.
De middelgrote ondernemingen kregen geen voet tussen de deur in die organisaties waar de grote bedrijven de dienst uitmaakten. In de andere marktsectoren konden ze wat betreft de prijzen niet concurreren met de lokale assemblage. Het resultaat is een polarisatie van prijsniveaus. Daardoor waren de marges in de markten voor grote ondernemingen en professionele gebruikers te handhaven op een aanzienlijk niveau, hoger nog dan in het Westen. Het gevolg is ook dat de lokale assemblagebedrijven daarbuiten een sterke positie innemen en zich ongehinderd door concurrentie van buiten konden uitbreiden tot bijna de hele onderste helft van de markt. In Polen bijvoorbeeld nemen de lokale assemblagebedrijven bijvoorbeeld 75 procent van het aantal verkochte PC’s voor hun rekening.
Illegaal kopiëren
Volgens schattingen van de BSA (Business Software Alliance) komen er voor elke honderd dollar aan legaal verkochte softwarepakketten voor tachtig dollar illegale kopieën op de markt. Volgens diverse lokale bronnen valt die verhouding nog veel schever uit ten gunste van de piraten. Overigens zijn hierbij Rusland en de Balkanlanden niet meegerekend; dan ligt het aantal illegale kopieën nog veel hoger.
Piraterij is tot ontwikkeling gekomen als reactie op de financiële omstandigheden. Inmiddels heeft het zich ontwikkeld tot één van de meest alom aanwezige problemen waar je op de Oost-Europese IT-markt tegenop loopt. Nog maar tien jaar geleden bedroeg het gemiddelde maandsalaris in deze regio niet meer dan een dollar of twintig. Het is moeilijk om je voor te stellen hoe pogingen om piraterij uit te roeien onder die omstandigheden gewerkt zouden kunnen hebben. Tegenwoordig is het meer en meer een kwestie van mentaliteit. Een hele generatie semi-professionele en particuliere gebruikers is opgegroeid met het idee dat software eigenlijk niets kost. Er zullen in deze regio zware campagnes nodig zijn om het elementaire bewustzijn van waarden en normen op het gebied van illegaal kopiëren op te bouwen, om de Oost-Europese gebruikers ervan te overtuigen dat ze zich moeten houden aan normale handelspraktijken.
Bij de professionele softwaregebruikers is illegaal kopiëren geen gangbaar gebruik. Mensen die voor hun inkomen in belangrijke mate afhankelijk zijn van het gebruik van computers en programmatuur leren snel dat het lonend is om voor het werk legale software te gebruiken. Het is dan ook niet verbazend dat bedrijven als Autodesk, Novell, Microsoft, Lightscape en Lotus hun omzetten in dit deel van Europa explosief hebben zien toenemen.
De markt voor commerciële programmatuur is vrij lang gedomineerd door autochtone software-ontwikkelaars. Westerse ondernemingen zijn nogal traag geweest in de ontwikkeling van lokale versies van de populairste pakketten. Pas sinds kort zijn goed bewerkte en gunstig geprijsde exemplaren van belangrijke pakketten in ruime mate beschikbaar. Om de piraterij de pas af te snijden bieden grote softwareleveranciers die aan tegen lagere prijzen dan in de VS, en hanteren ze speciale actieprijzen voor nieuwe versies. Ook proberen ze lokale instellingen ertoe te bewegen strengere regels tegen piraterij te hanteren. Een goed voorbeeld is de schenking van software ter waarde van 57 miljoen dollar die Microsoft onlangs heeft gedaan aan het Tsjechische ministerie van Onderwijs.
Handige toegangsweg
Op wereldschaal vertegenwoordigt de regio nog altijd slechts een klein deel van alle Internet-gebruikers. Uit statistieken valt echter op te maken dat de groei in Oost-Europa tot de hoogste ter wereld behoort. Het aantal Internet-gebruikers groeit in veel landen met 30 procent per maand, tegenover slechts 3 tot 4 procent in West-Europa. De conclusie ligt voor de hand dat Internet in Oost-Europa nog hoger wordt gewaardeerd dan in het Westen, als dat al mogelijk is.
Het Net vertegenwoordigt een baanbrekende ontwikkeling voor de IT-markt in deze opkomende regio. Het stelt alle lokale instellingen in staat niet alleen gemakkelijker en goedkoper aansluiting te krijgen bij soortgenoten elders in de wereld, het biedt ze ook een handige toegangsweg tot wereldmarkten. De belangstelling voor intranetten neemt toe, maar niet zo snel als die voor Internet. Isp’s (Internet-serviceproviders) betreden deze markt bij bosjes. Hun enige probleem is het gebrek aan beschikbare kabels en bandbreedte voor hun diensten. Dat probleem neemt echter af nu in de hele regio de telecommunicatie-infrastructuur wordt vernieuwd.
In heel Oost-Europa is het gevecht om de online-markt uitgebroken. Die strijd is vaak sterk politiek getint, doordat telecommunicatie en infrastructuur als machtsmiddelen worden gezien. Hoewel de overheden allerlei privatiseringsbeleid in gang zetten en buitenlandse beleggers zakken geld aandragen, heeft de regio nog altijd minder digitale aansluitingen per hoofd van de bevolking dan Afrika bezuiden de Sahara. Veel providers hebben jaren gewacht op de mogelijkheid om kabels te leasen. Relatief nieuwe diensten hebben nu al moeite de grote aantallen klanten te bedienen. Het gevolg is dat inloggen soms moeizaam of onmogelijk is, en dat het downloaden van één webpagina wel twintig minuten kan duren. Tegen die tijd is je dagelijkse quotum uitgeput, want veel isp’s bieden beperkte toegangsduur tot Internet.
Infrastructuur en kapitaal
Veel van de nieuwkomers op de markt zijn of grote providers die zich specialiseren in alle vormen van gegevensoverdracht, of leveranciers van hoogwaardige diensten die een basis-infrastructuur bieden en vaak samen met nationale telecommunicatiebedrijven aan ontwikkelprojecten werken. De andere grote categorie providers bestaat uit de aanbieders van feitelijke online databases, die of toegang verschaffen tot hun eigen bulletinborden en databanken, of een ingang bieden naar Internet en de ontelbare gebruikers daarvan.
Op den duur zullen telecommunicatiebedrijven en de grote providers wellicht online-diensten en aansluiting op Internet het efficiëntst en betrouwbaarst aanbieden. Zij hebben immers al toegang tot de infrastructuur en tot kapitaal. Technische problemen, zoals slechte telefoonverbindingen, zullen nog jarenlang om oplossingen vragen. Op de langere termijn kan echter niets de opkomst tot staan brengen.
Geld verdienen aan Internet is een heel ander verhaal. Anders dan in het Westen, waar zakelijke gebruikers de overhand hebben, bestaat de Oost-Europese online gemeenschap vooral uit wetenschappers en ambtenaren. Analisten menen dat de verschuiving naar zakelijke gebruikers zal komen met de nieuwe golf van investeringen in kantoorapparatuur. Die zal het resultaat zijn van het zakelijke succes van de eerste generatie vrije-markt-ondernemingen.
Mikpunt
Tien jaar geleden wisten ondernemers in deze regio niet hoe effectief en kostenbesparend computers voor hen zouden zijn. Ze kochten echter evengoed een exemplaar of twee, al was het alleen maar om iets op hun bureau te hebben staan. Computerapparatuur werd meer als statussymbool dan als zakelijke behoefte gezien.
Op dit moment geldt hetzelfde voor Internet. Hoewel veel Oost-Europese bedrijven nu over websites beschikken, waarvan sommige zelfs professioneel ontworpen zijn, schijnen maar weinige te weten waar die voor dienen. Als je toevallig Servokroatisch beheerst en geïnteresseerd bent in nieuws over het voormalige Joegoslavië, kan je bijna alle lokale politieke weekbladen online en kosteloos lezen – wat niet bepaald bijdraagt tot een groeiende oplage van de gedrukte media. Op een hoger niveau ziet men de totstandkoming van het parallelle informatiesysteem gebaseerd op Internet tevens als een gemakkelijke manier om onderwijs en vrije meningsuiting te bevorderen. Tijdens de recente democratische betogingen in het voormalige Joegoslavië en Bulgarije bood Internet een nuttig alternatief informatiesysteem toen de overheden de onafhankelijke pers, radio en televisie de mond snoerden.
Alles bij elkaar biedt de Oost-Europese IT-markt een stevig mengsel van potentiële groei en nogal onorthodoxe basisregels. De ontwikkelfase waarin deze markt zich bevindt, de omvang en de nabijheid van West-Europa zullen Oost-Europa waarschijnlijk tot het voornaamste mikpunt van beleggingen in en uitbreiding van de IT-wereld maken. Na alle jaren waarin Oost-Europa steeds weer werd uitgeroepen tot ‘de nieuwe markt van het jaar’ lijkt dat nu eindelijk echt het geval te zijn.
Jelena Rupnik, freelance medewerker Computable en correspondent van diverse Oost-Europese (het politiek/economische weekblad Vreme, PC Press, Win.ini) en Britse tijdschriften.
Vertaling: Ed Lof