"Een automatiseerder kan al jaren roepen dat zijn systeem veel te ingewikkeld is. Dat zeggen zijn collega’s ook. Onze software laat zien welk project prioriteit verdient."
[ klein maar fijn ] De beeldvorming van de Nederlandse ict-bedrijfstak wordt vaak gedomineerd door grote dienstverlenende bedrijven. In dat geweld dreigen kleinere bedrijven onderbelicht te blijven. Ten onrechte. Computable stelt ze stuk voor stuk aan u voor: van piepjong tot middelbare leeftijd en met nooit meer dan zo�n zeventig medewerkers. En altijd: Klein maar Fijn. Alle afleveringen: |
|
Op hun visitekaartjes ontbreekt een titel. "Ik ben de ervaren manager", introduceert Marjo Wildvank. Wildvank begeleidde de verzelfstandiging van de PTT, was betrokken bij de Postcodeloterij en was bij ict-dienstverlener Ordina verantwoordelijk voor de ict’ers die de millenniumbug uitroeiden bij banken en verzekeraars. "Ik vind het leuk om, de vijftig voorbij, een aantal nieuwe dingen op te bouwen. Voor het geld doe ik het niet. Ik zeg altijd: ‘mijn toekomst ligt achter me’."
Alex van den Bergh, technisch consultant: "Ik kwam gewoon van onderaf het bedrijf binnen. Ik studeerde in 1999 af bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica, net voordat het SIG zou beginnen." Zijn motivatie: "Het is een hele klus om onze goede ideeën in de markt te zetten; die gedachte alleen al maakt me enthousiast."
Geen durfkapitaal
De Software Improvement Group (SIG) begon in 2000 met acht man, met een prototype van de onderzoeksgroep van Paul Klint. Wildvank: "We stortten met elkaar tachtigduizend gulden. Daar kochten we wat pc’tjes voor."
Geen durfkapitaal? Wildvank: "Nee. Van meet af aan ging het om opdrachten. Zonder durfkapitalisten heb je later ook geen valkuilen. En al het geld dat we binnenbrengen, ploegen we terug in het personeel."
Inmiddels telt SIG twaalf medewerkers, waaronder een promovendus uit Spanje en een voormalige Ericsson-ontwikkelaar uit Finland.
Het kantoor mag eenvoudig zijn, de software die er gemaakt wordt is dat niet. Het genereren van afdoende documentatie is een verwaarloosd aspect van softwaremakers. Programmeurs vinden het saai om alle zaken op te noemen waarvan bijvoorbeeld een module afhankelijk is. Docgen verzamelt die gegevens zelfstandig. Het laat van iedere module de verbindingen met andere onderdelen zien. Zo wordt de complexiteit zichtbaar van software. Wildvank: "Ja, een model hebben de bedrijven wel. Dat stamt vaak uit de jaren tachtig. Zijn alle wetswijzigingen waar de software voor is aangepast ook aan het model toegevoegd? Of was het budget voor dat onderdeel van het project te krap? Die oorspronkelijke bouwtekening is gewoon nooit de werkelijkheid. Wij tonen die wel. Soms is dat fijn, en soms bevestigen we de angsten van het management."
SIG maakte al een paar maal agressieve programmeurs mee, die merkten dat Docgen hun heilige huisje in kaart had gebracht. "Zo raken ze hun onmisbaarheid kwijt." Anderen reageerden juist opgelucht omdat ze niet langer voor ieder klusje worden lastiggevallen.
Docgen analyseert de broncode en kijkt naar de output van de programma’s. Daarvoor bevat het programma technisch vooraanstaande ‘reverse engineering’-toepassingen. Voor het lezen van broncode kan het standaard de meest voorkomende programmeertalen aan. Lokale varianten of exoten, vertelt Van den Bergh, leert het programma in enkele weken. "Een eerste scan laat al zien of er bij een bedrijf veel eigen statements zijn ingebouwd. Daarvan kunnen we ook nog eens zeggen of het risico bestaat dat een volgende versie van de taal die zelfgebouwde functionaliteit breekt."
Slimme vragen
Verder levert SIG de dienst Software Risk Assessments. In drie weken tijd maakt dat programma een kaart van de ’technische werkelijkheid’ van de softwarestructuur en architectuur van een bedrijf. Dat wordt een rapport met aanbeveling als: ‘pas dat onderdeel aan, dan wordt het systeem zoveel sneller’, of ‘je gebruikt deze versie software, maar die wordt niet meer ondersteund door de leverancier.’
Van den Bergh vindt die ‘assessments’ erg interessante klussen. "De eerste dag al kan ik al slimme vragen stellen over het systeem. De technici beamen dan dat op die plek inderdaad een pijnpunt zit. En dan reageert die manager: ‘Wat? Wisten we dat al?’" Assessment wordt nu vaak toegepast als intermediair in een twist tussen klant en softwareleveranciers. Wildvank vertelt over een ‘overheidsinstelling’, die door een leverancier werd aangeraden voor 1,2 miljoen euro een nieuwe Sun-machine aan te schaffen, om een toepassing sneller te laten werken. "Wij konden andere flessenhalzen aanwijzen, aspecten die door technici in een dag of een halve dag waren op te lossen."
Regelmatige software portfolio monitoring beeldt bijvoorbeeld alle lopende onderhoudsprojecten af in termen van complexiteit. Het maakt zichtbaar welke systemen het grootste deel van het budget opvreten, ofwel, waar geld te verdienen valt. Zo’n diagram steunt het it-management die al tijden vergeefs vraagt om extra mankracht omdat zijn systeem te complex is. Wildvank: "Je kunt het gewoon niet aansturen, als je het niet kan zien." Deze continue monitoring leidt idealiter tot een soort software-jaarverslag, waarin je kunt aantonen dat de complexiteit is afgenomen.
Deze regelmatige softwareanalyse zou als een ‘software-jaarverslag’ standaard moeten zijn bij iedere ict-uitbesteding, vindt Wildvank. Voor het geval dat een uitbesteder failliet gaat, bijvoorbeeld. "Stel dat je die dag alle uitbestede software en bijbehorende broncode terugkrijgt. Je krijgt die echt niet op een andere plek zomaar aan de gang. De code moet wel inzichtelijk zijn."< BR>