Nog geen maand nadat het Amerikaanse softwarebedrijfje Bristol zijn ‘eigen’ antitrustzaak tegen Microsoft heeft verloren, is het min of meer gedwongen alsnog het contract te tekenen dat juist de aanleiding was tot de rechtszaak. Het leek een kwestie van ‘slikken of stikken’.
Het contract waarom het gaat, is een herziening van een overeenkomst tussen Bristol en Microsoft uit 1994 waarin de eerste volledige toegang kreeg tot de broncode van Windows NT. Die had het bedrijfje nodig om zijn belangrijkste product te maken: Wind/U, een softwarepakket dat Windows NT-programma’s ook op andere besturingssystemen laat werken.
Toen het contract in 1997 toe was aan vernieuwing, bleek Microsoft echter niet langer bereid de volledige broncode aan Bristol ter beschikking te stellen. De softwaregigant uit Redmond wilde slechts toegang geven tot een deel van de code. Bristol claimt dat dit deel niet genoeg is om Wind/U te blijven maken. Na maanden van discussie over en weer besloot het softwarebedrijfje in augustus 1998 Microsoft voor de rechter te dagen.
Nu de jury in de rechtszaak Bristols aanklachten nietig heeft verklaard, moest het bedrijf alsnog de condities van Microsoft accepteren; anders kon het de deuren wel sluiten. Bristol heeft eieren voor zijn geld gekozen en het contract vorige week ondertekend. Bristols chief executive Keith Blackwell zegt dat zijn onderneming de productie van Wind/U ‘zo goed mogelijk’ voort zal zetten, voor zover dat mogelijk is met slechts een deel van de broncode.