Microsoft misbruikt zijn monopoliepositie en berekent consumenten teveel geld voor zijn Windows-besturingssysteem. Dit beweert econoom en consultant Frederick Warren-Boulton die door het ministerie van Justitie is opgeroepen als getuige in de antitrustzaak tegen Microsoft.
Warren-Boulton stelt dat de prijs van Windows veel lager zou zijn als de leverancier echte concurrenten had.
Gedurende een kruisverhoor door Microsoft-advocaat Michael Lacovara beweerde de consultant dat het softwareconcern niet alleen prijzen naar eigen goeddunken kan opvoeren, maar dat het dat ook heeft gedaan. "Elke monopolist krijgt vroeger of later te maken met concurrentie. Tot die tijd moet je zorgen voor een maximale winst door de prijzen van je producten te verhogen." Hiermee snijdt deze overheidsgetuige het centrale punt aan van het betoog van Justitie tegen Microsoft.
Microsoft houdt echter vol geen monopolie te hebben met zijn Windows, ondanks het feit dat dat besturingssysteem wordt meegeleverd bij 90 procent van alle PC’s. Woordvoerder Mark Murray betoogt dat Windows 98 dezelfde prijs heeft als voorganger Windows 95. Door dalende PC-prijzen vormt dat besturingssysteem echter wel 20 procent van de kosten, aldus analisten.
Warren-Boulton noemde nog drie lange-termijn bedreigingen voor Windows: de financiering van een concurrerend besturingssysteem door een grote computerfabrikant of een coalitie van PC-leveranciers, Java van Sun Microsystems, en de dominante positie van chipfabrikant Intel.