Politiek bestaat er momenteel weinig behoefte om Internet aan regels te binden. De verkiezingsprogramma’s van de grote partijen geven daar blijk van. Nederland blijft daarmee in de pas lopen met de internationaal heersende opvattingen.
Het CDA vindt zelfregulering nog altijd het beste. Problemen moeten volgens de grootste oppositiepartij zo dicht mogelijk bij de veroorzaker worden aangepakt. Alleen bij onvoldoende zelfregulering is overheidsoptreden noodzakelijk.Wel vragen de christen-democraten om een regelgevend kader voor de elektronische handel. Daarbij valt te denken aan de veiligheid van de verstuurde informatie, de digitale handtekening en de elektronische betaling.
De VVD legt als voorvechter van de vrije-markteconomie de nadruk op voorwaardenscheppend beleid. Bestaande wetten als de wet computercriminaliteit en de wet beveiliging persoonsgegevens dienen daarbij te worden aangevuld met codificerende bepalingen op het gebied van onder meer telecommunicatie en Internet. Een voorbeeld is het digitale briefgeheim.
De PvdA zit ongeveer op dezelfde lijn: weinig voorstellen tot regulering. Net als de VVD is haar verkiezingsprogramma doorspekt van het begrip ‘investeren’. Dat betekent investeren in vernieuwing van de infrastructuur, met name de kennis- en informatie-infrastructuur.
D66 valt op door in haar verkiezingsprogramma een aantal gedetailleerd uitgewerkte plannen te presenteren. Evenals de PvdA probeert deze partij hogere investeringen in Internet en een beter gebruik daarvan te stimuleren. Ook D66 wil de elektronische handel bevorderen.