In 2020 hebben alle Nederlanders digitaal toegang tot hun eigen medische gegevens. Dat is het uitgangspunt van het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP) dat eind 2016 is gestart. VIPP is ontwikkeld door de NVZ in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het is noodzakelijk dat we met elkaar het proces versnellen en daar heeft ook de overheid een rol in', zegt Yvonne van Rooy.
Het is daarom goed dat in het nieuwe Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de komende jaren fors wordt geïnvesteerd in de ICT infrastructuur, stelt Van Rooy. ‘Met VIPP zijn we gestart om de implementatie van standaarden te versnellen, want door standaardisatie is uitwisseling van medische informatie mogelijk. Door dit akkoord komen daar tot 2022 forse investeringen bij om de beweging die we in gang hebben gezet voort te kunnen zetten.’
Er komt extra ruimte voor de implementatie van zorginformatiebouwstenen (zib), het uitwisselen van relevante medicatiegegevens met de eerstelijn en de aansluiting met Persoonlijke Gezondheidsomgevingen (PGO). ‘Dit is belangrijk want hierdoor krijgt de patiënt een betere informatiepositie en hebben zorgverleners altijd actuele informatie. Daar wordt de zorg alleen maar beter van!’
‘Zorg voor 2020’
De NVZ is de branchevereniging voor algemene ziekenhuizen en categorale instellingen als audiologische centra, kankercentra, revalidatiecentra, dialysecentra en radiotherapeutische instituten in Nederland. Er zijn 107 zorginstellingen lid van de NVZ. In het strategiedocument ‘Zorg voor 2020 – inzicht in de dynamische ontwikkelingen van de zorgsector’ schetst de NVZ een toekomstperspectief rond trends als ‘Ict zorgt met u mee’ en ‘de patiënt als partner’. De rol van de patiënt in het eigen zorgproces verandert. Door digitale informatie-uitwisseling krijgt de patiënt een meer gelijkwaardige informatiepositie waardoor het gesprek in de spreekkamer anders wordt.
VIPP is een belangwekkende component in dat toekomstperspectief. Los van een technologische opgave, draait het in wezen om de herinrichting van zorgprocessen, aldus Van Rooy. ‘Hier ligt ook een belangrijke rol voor de dokter want het zorgproces is zijn domein. Dat klinkt eenvoudig, maar ziekenhuizen zijn ongelooflijk complexe organisaties, vergelijkbaar met veiligheidsbedrijven zoals luchtvaartmaatschappijen. Instellingen moeten rekening houden met veel regels en richtlijnen om de veiligheid van patiënten te waarborgen. En dan is ook nog elke patiënt anders. Ik probeerde dat onlangs uit te leggen aan een Kamerlid. Die vroeg zich af waarom het allemaal zo ingewikkeld is in de ziekenhuizen en dat het toch eenvoudiger zou moeten, ‘gewoon centrale regie erop’. Ik antwoordde: ‘Als we in Nederland alle gebouwen met dezelfde steentjes bouwen, dan is dat ook eenvoudiger’. Maar zo zit de wereld niet in elkaar.’
VIPP sluit aan op de landelijke standaarden waaronder de Basisgegevensset Zorg (BGZ), het programma Informatiestandaard Medicatieproces en het afsprakenstelsel voor de uitwisseling met een Persoonlijke Gezondheidsomgeving dat wordt ontwikkeld door het MedMij-programma. VIPP kent inmiddels navolging bij de GGZ-instellingen (VIPP-GGZ). Ook huisartsen starten met een eigen programma: Open – Ontsluiten van Patiëntengegevens uit de Eerstelijnszorg in Nederland. Met Open gaan de brancheorganisaties huisartsen en eerstelijnsorganisaties ondersteunen bij het digitaal beschikbaar stellen van medische gegevens aan patiënten. Belangrijk is dat deze programma’s met dezelfde standaarden gaan werken zodat de uitwisseling van medische gegevens door de hele keten kan plaatsvinden.
Geïnspireerd door Canada
Van Rooy vertelt tijdens het HIMMS-congres over informatietechnologie in de zorg, begin maart dit jaar in Las Vegas, te zijn geïnspireerd door ontwikkelingen in Canada. ‘Daar is men al in 2001 gestart met een landelijk digitaliseringsprogramma. Inmiddels hebben alle Canadese burgers toegang tot een PGO. Dat wat wij met VIPP en Medmij willen bereiken, hebben zij binnen één programma opgepakt, daarin lopen zij dus voor.’
Onder de indruk was zij ook van onderwijsmodules die door de systeemontwerper zijn ontwikkeld om de verschillende zorgprofessionals via maatwerkopleidingen te ondersteunen in het vergroten van hun digitale vaardigheden. ‘Daaraan kunnen wij zeker een voorbeeld nemen. Het is raadzaam om te kijken hoe dit in de bestaande opleidingstrajecten kan worden ingebracht. Dat is, denk ik, iets waar iedereen baat bij heeft.’
Ze heeft artsen ontmoet die vinden dat ict tegenwoordig gewoon een onderdeel is van het vak. ‘Eén van hen zei dat het vak van dokter niet meer is uit te oefenen zonder onderlinge afspraken over hoe er gedocumenteerd wordt. Dat moeten we wel ondersteunen door een goed informatiesysteem.’
Zorgprofessionals klagen over het feit dat ze veel tijd kwijt zijn aan administratieve taken, tijd die ze liever aan hun patiënten willen besteden.
‘Ja, en daarom is het zo belangrijk om te ontwarren over welke registraties en administratieve taken we het hebben. Met VIPP werken we eraan ict in te zetten die ondersteunend is aan het zorgproces. Bijvoorbeeld door zorginformatie eenmalig en eenduidig te registreren zodat de informatie uitgewisseld kan worden met andere zorgverleners en de patiënt niet meer keer op keer zijn verhaal moet doen. Of dat de patiënt zelf online vragenlijsten invult zodat de doktersassistent die niet meer hoeft in te voeren. Dat scheelt allemaal tijd.’
Daarnaast is er sprake van registraties die gaan over kwaliteitsinformatie of vragen van verzekeraars of de inspectie, vaak in verschillende systemen, duidt Van Rooy. Het gaat om registraties die zorgverleners alleen zelf kunnen invullen en die iets zeggen over de kwaliteit van zorg. ‘Belangrijk, maar het is wel nodig om deze registraties te vereenvoudigen en waar mogelijk te verminderen.’
Een feit is, stelt Van Rooy, dat zorgprofessionals zich competenties op ict-gebied eigen moeten maken. ‘Wat wij allemaal al wel een beetje wisten maar ons nu nog veel meer bewust van zijn, is dat ICT zich continu ontwikkelt. Het is nooit af, het is nooit klaar. En iedere nieuwe toepassing is feitelijk een organisatieverandering, die verandert je werkproces en stelt eisen aan je vaardigheden. Daar moet je dus gewoon voor op cursus. Dat is niet anders dan in een kantoororganisatie.’
‘De juiste zorg op de juiste plek’
Van Rooy refereert aan het rapport ‘De juiste zorg op de juiste plek’ van de gelijknamige Taskforce dat op 6 april door Bruno Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, aan de Tweede Kamer is aangeboden. Daarin wordt gesteld dat de manier waarop we in ons land zorg organiseren in het algemeen goed is, maar zo veel beter kan. De Taskforce pleit voor meer ambitie. Om te beginnen met een ander perspectief op ziekte en gezondheid. Waarbij het niet draait om wat de zorg te bieden heeft of om de belangen van zorgaanbieders, maar om wat mensen nodig hebben om zo lang mogelijk zo goed en zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. ‘Het aanbod moet meer toegesneden worden op de vraag en de mogelijkheden van technologische vernieuwing optimaal benut’, stelt de Taskforce.
Van Rooy herkent zich daarin. ‘Wij zien als ziekenhuizen bijvoorbeeld een ontwikkeling dat de zorg van chronische patiënten zich verplaatst van het ziekenhuis naar thuis. Voor de patiënt maakt het niet uit of die contact heeft met de huisarts, de thuiszorg, of de specialist in het ziekenhuis. Dat gaat straks allemaal digitaal. Dat moet dus naadloos op elkaar afgestemd zijn. Alleen dan kun je met vertrouwen de zorg uit het ziekenhuis naar de patiënt thuis verplaatsen.’
Daarom, benadrukt zij, is standaardisatie nodig om informatie te kunnen uitwisselen. ‘Deze implementatie van standaarden en ict in de zorg is geen it-aangelegenheid, maar dient in elke laag van de organisatie een plek te hebben. Dit vraagt om een goed ingerichte architectuur waarin ook wet- en regelgeving en informatiebeveiliging wordt meegenomen.’
Voorbeelden van ‘de juiste zorg op de juiste plek’ geeft de NVZ in haar recent verschenen brancherapport ‘Beter Thuis’. Van Rooy noemt het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem waar COPD-patiënten op afstand worden gemonitord met ‘COPD In Beeld’. Een tweede voorbeeld is het Isala vrouw-kindcentrum in Zwolle waar vrouwen met een hoog risico op zwangerschapscomplicaties kunnen deelnemen aan thuismonitoring met Sense4Baby. En in het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht is de preventieve behandeling van botcomplicaties bij oncologiepatiënten verplaatst naar de thuissituatie.
‘Uiteindelijk is dat wat medische professionals toch het liefste doen: zo goed mogelijke zorg aan hun patiënten verlenen. Gegeven het toekomstperspectief is ICT daarbij cruciaal. Big data zullen artsen gaan ondersteunen in de diagnose en het behandelplan. De arts kan daardoor meer tijd besteden aan het gesprek met de patiënt in de spreekkamer. Uitleggen waarom die of die behandeling de voorkeur geniet, er samen over praten, samen beslissen. Dat is kwaliteit van zorg.’
Zorgpunt
‘Wat nog wel een zorgpunt is: om al deze stappen te kunnen zetten, moet je ook in innovatie kunnen investeren. We kennen een enorme druk op de kostenkant, maar dan zeggen we toch: wij zijn als ziekenhuizen constructief en coöperatief. Vanuit een sterk gevoel voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we hebben, dat wij ons best willen doen om zuinige zorg te leveren. Maar dan moet er ook ruimte zijn om te investeren.’
Dit artikel is ook te lezen in GOV magazine nummer 14 van Atos.