De recent verschenen nota ‘Digitale Delta’ van de regering wil door meer samenhang tussen de verschillende overheidsinitiatieven een dynamischer ICT-beleid realiseren. Concreet wil het kabinet: een eersteklas (tele-) communicatie-infrastructuur, een ICT-vaardige beroepsbevolking, aanwezigheid van voldoende en hoogwaardige kennis, een wet- en regelgeving die vertrouwen biedt in ICT-gebruik en een optimaal gebruik van ICT in de publieke sector.
Geeft dit Deltaplan voldoende impulsen aan de ambitie van de regering om koploper op ICT-gebied te zijn? Is het Deltaplan wel dynamisch genoeg?
Allereerst is het van groot belang dat het overheidsbeleid op het gebied van ICT niet versnippert. Positief vind ik, dat het beleid tot stand is gekomen door de samenwerking van vele ministeries zoals: EZ, Justitie, OCW en Financiën. Interdepartementaal beleid is dus mogelijk zonder eerst een extra minister of staatssecretaris van ICT te benoemen.
Het kabinet wil de verdere ontwikkeling van Nederland tot informatiemaatschappij iedere twee jaar toetsen. Ik ben van mening dat het kabinet niet de Nederlandse situatie, maar vooral de internationale situatie als uitgangspunt moet nemen. Een internationale benchmark is een onmisbaar instrument van deze tweejaarlijkse toets. Want in deze nota mag dan wel sprake zijn van integratie van het beleid, het is vooral een inventarisatie en integratie van het bestaande beleid. De doelstellingen van het kabinet zijn goed en zouden ambitieuzer kunnen zijn. Maar deze doelstellingen moeten wel worden gehaald. Is dit niet een snelwandeltempo, terwijl een tussensprint noodzakelijk is?
De overheid als organisatie is een grote speler in de IT-markt. Zij kan een noodzakelijke ‘kritische massa’ garanderen bij de ontwikkeling van nieuwe toepassingen. Al in een eerder stadium heb ik er bij het kabinet op aangedrongen de initiërende en stimulerende rol van de overheid te versterken. Er zijn voor de overheid vele mogelijkheden om ICT toe te passen. Dit geldt bijvoorbeeld in het contact met het bedrijfsleven en met particulieren. Bijvoorbeeld door één virtueel overheidsloket, waar verschillende aanvragen en gegevensuitwisseling kan plaats vinden. Het invoeren van elektronisch aanbesteden door de overheid is een voorbeeldtoepassing. Ik zal dan echter wel aandringen, dat ook juist het MKB wordt betrokken bij het elektronisch aanbesteden.
Een bekend probleem is de hoge administratieve lastendruk in Nederland. De commissie ‘Administratieve Lasten’ onder leiding van de heer Slechte heeft onlangs een tussenrapportage gepubliceerd, waaruit blijkt dat er nog veel is te winnen. Hier biedt het goed inzetten van ICT door de overheid vele mogelijkheden om de lastendruk met 25 procent te verminderen. Het is noodzakelijk dat de overheid als ‘launching customer’ het voortouw neemt door het gebruik van nieuwe toepassingen. De communicatie kan op die manier veel efficiënter en kwalitatief beter.
Bij het bepalen van het beleid kijken wij naar de toekomst. Dankzij de supersnelle ontwikkelingen op het gebied van ICT is die toekomst wel heel dichtbij. Dat vraagt om adequaat beleid. Een tekort aan gekwalificeerd personeel werkt als een ongewenst blok aan het been. De basis voor voldoende gekwalificeerd personeel wordt gelegd in het onderwijs. Ik wil er dan ook voor pleiten dat het gebruik van computers gelijk wordt gesteld aan het leren lezen, schrijven en rekenen. Er is sprake van investeren in de toekomst, wanneer de overheid in het onderwijs investeert en het bedrijfsleven in R&D en (bij-)scholing. ‘Onderwijs Online’ is dan ook een voorwaarde om onze jeugd voor te bereiden op de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw.
Het kabinet stelt ruim 1 miljard gulden beschikbaar om de plannen te kunnen realiseren. Een deel komt uit reeds gereserveerde budgetten, een deel is aanvullend. Toch zal er in een volgende periode, bijvoorbeeld tijdens Paars III, nog meer geld beschikbaar moeten komen. Ook het bedrijfsleven zal steeds meer investeren om de concurrentieslag niet te verliezen. Maar het is niet alleen een kwestie van geld. Ook speelt de vraag of wij met dezelfde hoeveelheid geld meer kunnen bereiken door een beter beleid. Het gaat niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit van de middelen en het beleid. De overheid zorgt met de beschikbare middelen voor een stimulerend kader voor de ICT-sector. Het bedrijfsleven zal, als dit kader goed is, vanzelf voor de benodigde investeringen zorgen. Investeringen in e-handel bijvoorbeeld, die dankzij het kader ook rendabel voor het bedrijfsleven zijn. Ik zal er tijdens de behandeling in de Tweede Kamer bij het kabinet op aandringen om elektronisch handelen sterk te stimuleren. De omzet in e-handel zal tot 25 miljard gulden groeien in 2002 volgens een recent onderzoek van het bureau IDC.
Ondanks een aantal zorgpunten ben ik van mening dat ‘De Digitale Delta’ een gedegen basis is met goede uitgangspunten voor het ICT-beleid voor het volgende millennium. Maar we moeten wel oppassen dat de Digitale Deltawerken tijdens de uitvoering al niet achterhaald zijn. De Digitale Delta moet in de praktijk een Dynamisch Deltaplan zijn, dat continu uitgebreid, aangepast en bijgesteld kan worden. Ik zal het kabinet hierover positief, kritisch blijven volgen.
Hella Voûte-Droste, Kamerlid VVD
De aanloop, drie politici over de nota:
- Digitale Delta: Waar ligt prioriteit? (Wim van Velzen)
- Digitale Delta: Overheid moet meer doen (Marja Wagenaar)
- Digitale Delta: Tussensprint noodzakelijk (Hella Voûte-Droste)
- Minister Jorritsma ziet zichzelf als aanjager
- Roel Pieper waarschuwt voor afwachtende houding
- Professor Van Vught: ‘Nota Digitale Delta ondermaats’
- VNO-NCW wil de ‘herendiscussie’ in het kader van ICT plaatsen
- Bodo Douqué: Investeer in IT-gerelateerde infrastructuur
- IBM-directeur Lundqvist noemt organisatiegraad branche slecht
- Fenit en Vereniging ICT Nederland kondigen krachtige lobby in Den Haag aan
- Hans Wijers: Overheid moet een stimulerende en faciliterende rol spelen