Nederland telt naar verhouding weinig middelgrote bedrijven met een meer dan gemiddelde omzetgroei. Die maken slechts 7 procent van het totaal uit, tegenover 15 procent wereldwijd.
De ranglijst wordt aangevoerd door Zweden (24 procent), de VS (22 procent) en India (21 procent). Dat blijkt uit de International Business Owners Survey 2004 (Ibos) van accountantskantoor Arenthals Grant Thornton. Ook Duitsland en Frankrijk doen het met 8 procent ‘supergroeiers’ veel slechter dan de EU-koplopers Groot-Brittannië (vierde met 20 procent) en Ierland (vijfde met 18 procent).
Voor het Ibos 2004 zijn 6.900 middelgrote bedrijven onderzocht in 26 landen op groei van omzet en aantal medewerkers. De cijfers over de laatste periode van drie jaar zijn voor inflatie gecorrigeerd. De beste 12 procent van de onderzochte bedrijven beschouwen de accountants als ‘supergroei’-bedrijven.
Dergelijke bedrijven blijken meer uit te geven aan technologie en marketing dan hun minder presterende collega’s. Opmerkelijk is dat ze ook geëmancipeerder lijken te zijn dan de gemiddelde onderneming. Bij bijna 46 procent van de supergroeiers bekleden twee of meer vrouwen een positie in het topmanagement, tegen 34 procent bij de totale populatie. Ook de kans om door fusie of overname de resultaten te verbeteren ligt veel hoger bij supergroeiers: 56 tegen 34 procent.
Bestuursvoorzitter Mulder van Arenthals Grant Thornton wijt de matige klassering van Nederland deels aan de economische neergang. “In internationaal verband scoren we al een tijdje wat minder. Op technologisch vlak lopen we niet meer voorop. Ook lijken we in te boeten aan innovatief vermogen.” De laatste cijfers van het CBS laten volgens Mulder echter weer een lichte groei zien.< BR>