IBM wil de banden met onafhankelijke ontwikkelaars aanhalen. Nederland is het 23-ste land waar Big Blue een handjevol deskundigen en een zaal vol hardware en software kosteloos ter beschikking stelt. Het heeft nog geen idee hoe groot hier de vraag zal zijn. In Engeland loopt het volgens IBM storm. “Dit is goed voor de groei op lange termijn.”
|
Hier kan een ontwikkelaar met een product gebaseerd op Lotus onderzoeken en beproeven hoe zijn software is om te bouwen tot een portaalapplicatie, draaiend op bijvoorbeeld IBM’s applicatieserver Websphere. Hij kan er ook terecht om te zien hoe een in C of C++ geschreven toepassing valt om te zetten in Java. “We bieden daar veel verschillende hardwareomgevingen, een reeks besturingssystemen en onze software voor aan.”
Geen kruisbestuiving
De dienst is gratis, zegt Paarhuis. IBM rekent er echter wel op dat bedrijven die van het centrum gebruik maken producenten gaan verkopen die draaien op onderdelen van IBM. Dat kan iets fundamenteels zijn als een applicatieserver, maar een toepassing is ook op te bouwen met kleinere delen, zolang het maar middleware is. “Wij leveren dan bijvoorbeeld Tivoli, een softwaresuite die zorgt voor de beveiliging. Dat is wat het voor ons interessant maakt.”
Ontwikkelaars in sprookjespark Ook Microsoft haalt de banden met onafhankelijke softwareontwikkelaars aan. Mark Young, verantwoordelijk voor het beleid voor deze groep, maakte onlangs een wereldtournee. Door de vermoeiende reis via Sidney, Singapore, Peking en München met nog slechts een deel van zijn team onthaalde hij twee weken terug 202 Nederlandse ontwikkelbedrijven op een bijeenkomst in de Efteling. De aanwezigen hoorden er onder meer over de plannen van Microsoft met Windows 2003. “Traditioneel maken we daar alleen bij de lancering kabaal over. Nu, twaalf maanden later, zijn we nog steeds bezig met dit evangelie.” Het bewijst volgens Young dat de interesse van ontwikkelaars om hun toepassingen ernaar over te zetten groot is. De deelnemers kregen in het sprookjespark ook details te horen over veranderingen in het ‘royaltyprogramma’. Dit verklaart meteen waarom de pers niet welkom was, lacht Young. “Die kunnen we toch geen geheimhoudingsverklaring laten ondertekenen?” Volgens hem zijn veel van de onafhankelijke ontwikkelaars geïnteresseerd in de gereedschappen van Microsoft die hen in staat stellen Unix-applicaties over te zetten naar het Windows-platform. “Ik verwacht volgend jaar honderden van dergelijke toepassingen. Het zijn bedrijven die nu werken met Java en Websphere of Linux; die zijn benieuwd naar ons verhaal.” |
Het centrum heeft een apart netwerk, fysiek gescheiden van de rest van IBM. Desgewenst zijn ontwikkelaars in de zaal zelf nog af te scheiden van eventuele andere bezoekers. Het centrum wordt niet gebruikt voor het leggen van contacten met andere ontwikkelbedrijven, schat Paarhuis. “Dat kan wel, maar die beslissing ligt bij hen. Wij gaan kruisbestuiving niet op deze manier stimuleren.”
Met het centrum doet zijn concern een serieuze poging de kleinere en middelgrote softwarebedrijven te benaderen. Deze zijn het aanspreekpunt voor het mkb; dat stapt niet naar IBM. “De lokale markt is niet onze kerncompetentie.” Tegelijkertijd hecht het mkb wel aan ict-producten die hun werking reeds bewezen hebben. “Websphere dus, of Lotus, of vrijwel iedere architectuur ontwikkeld bij onze softwaretak.”
Populatie
De vijf medewerkers die vanaf dag één klaarstaan, zijn bedreven in Websphere en de database DB2. Ook hebben ze veel kijk op het inrichten van portaaltoepassingen. Hoog op het lijstje van toe te voegen expertise staat Tivoli. Zo nodig vliegt IBM een gewenste techneut in. Het concern denkt dat vooral de portaaltechniek, het naar internet vertalen van applicaties, voor veel ontwikkelaars de volgende stap is. “Via internet een toepassing aanbieden, dat betekent het aanboren van verschillende bronnen, maar wel op een vergelijkbare manier. We willen de ontwikkelaars hiervoor onze ‘runtime’-, beheer- en ontwikkelomgevingen aanbieden.”
Hoe groot de vraag zal zijn durft Paarhuis niet te schatten. Bij de opening zijn volgens hem zo’n vijftig bedrijven aanwezig. “We hebben niet een minimum aantal vastgesteld van prototypen, producten of prestatieproeven dat hier moet worden afgeleverd.” Paarhuis kan evenmin inschatten hoe groot de doelgroep is waar het centrum op mikt, al neemt hij wel aan dat een grote groep zich erop zal oriënteren. “Ons contact met deze groep moet nog op gang komen. We hebben geen basispopulatie.”< BR CLEAR=LEFT>